GTL-TAXI
Nationale Groepering van Ondernemingen met Taxi- en Locatievoertuigen met chauffeur

Besluit betreffende de taxidiensten en verhuur met chauffeur

 

Publicatie : 2009-09-08 

WAALSE OVERHEIDSDIENST
 
Het Besluit van 3 juni 2009 van de Waalse Regering werd gewijzigd door het Besluit van 11 juli 2013 (BS 19 augustus 2013) van de Waalse Regering. Ziehier de gecoördineerde versie.
 
3 JUNI 2009. - Besluit van de Waalse Regering tot uitvoering van het decreet van 18 oktober 2007 betreffende de taxidiensten en de diensten voor de verhuur van voertuigen met chauffeur

De Waalse Regering,
Gelet op het decreet van 18 oktober 2007 betreffende de taxidiensten en de diensten van verhuur van voertuigen met chauffeur;
Gelet op het advies van de "Conseil supérieur des Villes, Communes et Provinces de la Région wallonne" (Hoge Raad van de Steden, gemeenten en Provincies van het Waalse Gewest), gegeven op 31 maart 2009;
Gelet op het verzoek om adviesverlening binnen een termijn van dertig dagen gericht aan de Raad van State, op 30 april 2009, overeenkomstig artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Overwegende dat het advies niet is uitgebracht binnen die termijn;
Gelet op artikel 84, § 4, tweede lid, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Op de voordracht van de Minister van Huisvesting, Vervoer en Ruimtelijke Ontwikkeling;
Na beraadslaging,
Besluit :

TITEL 1. - Begripsomschrijving

Artikel 1.
Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :
1° "decreet" : het decreet van 18 oktober 2007 betreffende de taxidiensten en de diensten van verhuur van voertuigen met chauffeur;
2° « Gewest » : het Waalse Gewest;
3° « Regering » : de Waalse Regering;
4° « college » : het gemeentecollege van de gemeente waar de uitbater zijn taxidienst uitbaat of voornemens is uit te baten.
5° « raad » : de gemeenteraad van de gemeente waar de uitbater zijn taxidienst uitbaat of voornemens is uit te baten.
6° « uitbater » : elke natuurlijke of rechtspersoon die een taxidienst, een dienst voor verhuur van voertuigen met chauffeur of een collectieve taxidienst in de zin van artikel 1 van het decreet uitbaat;
7° « Minister » : de Minister van Vervoer;
8° « Regeringsdiensten » : de Directie van de Waalse Overheidsdienst die voor Personenvervoer bevoegd is;
9° « dagen » : kalenderdagen;
10° « werkdagen » : het geheel van de kalenderdagen, met uitsluiting van de zondagen en wettelijke feestdagen. Indien de in werkdagen uitgedrukte termijn op een zaterdag verstrijkt, wordt hij tot de volgende werkdag verlengd;

11° « Commissie » : afdeling van de « Commission consultative du Transport et de la Mobilité (Adviescommissie Vervoer en Mobiliteit) » bedoeld in artikel 33bis van het decreet van 21 december 1989 betreffende de diensten voor het openbaar vervoer in het Waalse Gewest en belast met het onderzoeken en uitbrengen van adviezen over elk specifiek probleem inzake de taxi’s.

TITEL 2. - Taxidiensten
 

HOOFDSTUK I. - Uitbatingsvoorwaarden
 

Afdeling 1. - Bepalingen betreffende de uitbaters
 

Art. 2. Niemand mag het beroep van uitbater van een taxidienst uitoefenen zonder te voldoen aan de zedelijkheids-, solvabiliteits- en kwalificatievereisten bedoeld in de artikelen 3 tot 5.
Wanneer de uitbating door een rechtspersoon waargenomen wordt, moeten de vereisten inzake zedelijkheid en beroepskwalificatie vervuld worden door de personen belast met het dagelijks beheer onder de voorwaarden waarin het decreet voorziet.


Art. 3. § 1. Om zijn zedelijkheid te bewijzen mag de uitbater in België of in het buitenland sinds minder dan vijf jaar geen veroordeling opgelopen hebben die in kracht van gewijsde is gegaan voor één van de overtredingen vermeld in Boek II, titel III, hoofdstukken I tot V en titel IX, hoofdstukken I en II van het Strafwetboek.
Wat betreft de veroordelingen uitgesproken door een buitenlandse rechtbank, zal rekening gehouden worden met elke veroordeling van toepassing op een feit dat, volgens de Belgische wetgeving, één van de overtredingen vormt waarop deze bepaling betrekking heeft.
Er wordt geen rekening met de uitgewiste veroordelingen, noch met die waarvoor betrokkene eerherstel heeft gekregen.
§ 2. De uitbater bewijst zijn betrouwbaarheid op grond van een uittreksel uit het strafregister, overeenkomstig artikel 596, eerste lid, van het Wetboek van strafvordering, dat van minder dan drie maanden dateert.

Art. 4. § 1. Om zijn solvabiliteit te bewijzen moet de uitbater :
1° eigenaar zijn van de voertuigen die hij uitbaat of erover beschikken krachtens een overeenkomst verkoop op afbetaling, huurfinanciering of huurverkoop waarvan hij de maandelijkse afbetalingen in acht neemt;
2° geen achterstand oplopen :
- van meer dan zes maanden wat betreft de betalingen van heffingen of belastingen i.v.m. de uitbating van zijn dienst;
inzake sociale bijdragen;
3° beschikken over een verzekering burgerlijke aansprakelijkheid voor het bezoldigd personenvervoer ter dekking van de schade berokkend aan de vervoerde personen en aan derden bij het gebruik van het voertuig (de voertuigen) en zich houden aan de termijnen waarin de desbetreffende premies betaald moeten worden.
§ 2. De aanvrager bewijst zijn solvabiliteit,
- wat betreft de vereiste opgenomen in § 1, 1°, aan de hand van een aankoopfactuur of een attest van de kredietinstelling betreffende de gebruikte voertuigen;
- wat betreft de vereiste opgenomen in § 1, 2°, aan de hand van een attest van de bevoegde officiële instelling;
- wat betreft de vereiste opgenomen in § 1, 3°, aan de hand van een attest van de betrokken verzekeringsmaatschappij.
Als de aanvrager nog geen voertuig bezit, kan hij bewijzen dat hij voldoet aan de vereiste opgenomen in § 1, 1°, aan de hand van een verklaring op erewoord ter bevestiging van de toekomstige eigendom van de voertuigen en/of van de naleving van de betalingstermijnen.
Als de aanvrager voor het eerst een beroepsactiviteit uitoefent, kan hij bewijzen dat hij voldoet aan de vereiste opgenomen in § 1, 3°, aan de hand van een verklaring op erewoord waaruit blijkt dat de stortingen aan de sociale verzekeringskas voor zelfstandigen of aan het Rijksinstituut voor Sociale Zekerheid regelmatig uitgevoerd zullen worden.

Art. 5. Om zijn beroepskwalificatie te bewijzen, moet de uitbater houder zijn van een attest dat uitgaat van de Regeringsdiensten en waaruit blijkt dat hij daadwerkelijk deelgenomen heeft aan een opleiding i.v.m. de wettelijke en reglementaire bepalingen die voorzien in de organisatie van de taxidiensten en de diensten van verhuur van voertuigen met chauffeur.
De uitbater die actief is op de datum van inwerkingtreding van dit besluit, is vrijgesteld van die opleiding.

Art. 6. De uitbaters mogen chauffeurs die niet beschikken over het bekwaamheidsattest afgegeven overeenkomstig de artikelen 11 tot 14 niet in dienst nemen of laten rijden.

Art. 7. De uitbater is verplicht het gemeentebestuur binnen acht werkdagen in kennis te stellen van elke wijziging van woonplaats van persoon belast met het dagelijks beheer, van exploitatie- of maatschappelijke zetel, alsook van elke verandering van voertuig.

De gemeente brengt de diensten van de Regering op de hoogte daarvan binnen dertig dagen na de kennisgeving.
 

Afdeling 2. - Bepalingen betreffende de chauffeurs
 

Art. 8. De chauffeurs voldoen bestendig aan de zedelijkheids- en beroepskwalificatievereisten bedoeld in de artikelen 9 tot 16.

Art. 9. § 1. De voorwaarden van zedelijkheid zijn vervuld als een chauffeur geen zware strafrechtelijke veroordeling opgelopen heeft die in kracht van gewijsde is gegaan :
1° overtreding van Boek II, Titel III, hoofdstukken I tot V, Titel V, hoofdstukken I en II, Titel VII, hoofdstuk V, Titel VIII en Titel IX, hoofdstukken I en II van het Strafwetboek;
2° overtredingen van het verkeersreglement in de derde of vierde graad;
3° overtreding wegens snelheidsoverschrijding;
4° besturen in staat van alcoholintoxicatie, onder invloed, in staat van dronkenschap of onder invloed van andere stoffen die de rijvaardigheid beïnvloeden in het kader van zijn beroepsactiviteit.
§ 2. De volgende straffen staan gelijk met een zware strafrechtelijke veroordeling die in kracht van gewijsde is gegaan in de zin van § 1, 1° :
- een hoofdgevangenisstraf van meer dan 6 maanden of een geldboete van meer dan 200 euro verhoogd met de opdeciemen;
of
- drie hoofdgevangenisstraffen van meer dan 3 maanden of drie geldboetes van meer dan 100 euro verhoogd met de opdeciemen.
Vormen een zware strafrechtelijke veroordeling die in kracht van gewijsde is gegaan in de zin van § 1, 2°, twee hoofdgevangenisstraffen van meer dan 4 maanden of twee geldboetes van meer dan 100 euro verhoogd met de opdeciemen.
Vormt een zware strafrechtelijke veroordeling die in kracht van gewijsde is gegaan in de zin van § 1, 3°, een straf die geleid heeft tot de vervallenverklaring van het recht tot sturen.
Elke straf uitgesproken om één van die redenen is een zware strafrechtelijke veroordeling die in kracht van gewijsde is gegaan in de zin van § 1, 4°.
§ 3. Er wordt geen rekening gehouden met de uitgewiste veroordelingen of met die waarvoor betrokkene in eer en rechten is hersteld of waarvan de straf sinds meer dan vijf jaar is uitgevoerd voor een overtreding bedoeld in § 1, 1°, en sinds meer dan een jaar voor een overtreding bedoeld in § 1, 2°, 3° en 4°.

Art. 10. Om zijn beroepsbekwaamheid te bewijzen, moet de chauffeur overeenkomstig de artikelen 11 en volgende van dit besluit beschikken over het bekwaamheidscertificaat waarvan een model in bijlage 1 bij dit besluit opgenomen is.

Art. 11. Om in het bezit te komen van zijn bekwaamheidscertificaat moet de kandidaat-chauffeur zich aanmelden bij het gemeentebestuur van de plaats waar hij zijn beroep uitoefent en de volgende documenten bij zich hebben :
1° zijn identiteitskaart of, voor een buitenlandse staatsburger, een document met zijn identiteit, in voorkomend geval in één van de landstalen vertaald door een beëdigd vertaler;
2° het behoorlijk gevalideerde bewijs van medische schifting of het geschiktheidsattest, afgeleverd overeenkomstig de artikelen 84 en volgende van het koninklijk besluit van 23 maart 1998 betreffende het rijbewijs, behoudens indien een daarop betrekking hebbende melding op het rijbewijs van de kandidaat staat;
3° het nationaal Belgisch rijbewijs, minstens van categorie B, of een Europees rijbewijs van gelijkwaardige categorie;
4° voor de betrokken buitenlandse staatsburgers, de documenten waarvan het bezit vereist wordt om arbeidsprestaties in België te mogen verrichten;

5° een uittreksel uit het strafregister afgegeven overeenkomstig artikel 596, eerste lid, van het Wetboek van strafvordering, dat van minder dan drie maanden dateert.
Behalve als ze sinds meer dan vijf jaar op wettelijke en ononderbroken wijze in België verblijven, moeten de buitenlandse staatsburgers bovendien een overeenkomend document overleggen dat van hun land van herkomst uitgaat of een aan dat document gelijkwaardig attest van hun ambassade of het bewijs dat ze over het statuut van vluchteling beschikken;
6° desgevallend, een getuigschrift waaruit blijkt dat de kandidaat geslaagd is voor de examens in de gemeenten die er organiseren.

Art. 12. Aan personen die, zonder houder te zijn van het bekwaamheidscertificaat, onrechtmatig het beroep van taxichauffeur hebben uitgeoefend op het grondgebied van het Gewest, zal, na vaststelling bij proces-verbaal opgesteld door een politieambtenaar of een inspecteur van de Regeringsdiensten, alle mogelijkheid geweigerd worden om dat beroep uit te oefenen gedurende een periode van zes maanden, met ingang op de datum van het proces-verbaal van vaststelling van het misdrijf.

Art. 13. De chauffeurs moeten zich jaarlijks tussen 1 januari en 30 maart bij het gemeentebestuur aanmelden, voorzien van een uittreksel uit het strafregister (afgegeven overeenkomstig artikel 596, eerste lid, van het Wetboek van strafvordering
) dat hoogstens drie maanden oud is, of, voor de buitenlandse staatburgers, van elk ander gelijkwaardig document, alsook van het geldig bewijs van medische schifting of het geldig geschiktheidsattest, afgeleverd overeenkomstig de artikelen 84 en volgende van ket koninklijk besluit van 23 maart 1998 betreffende het rijbewijs, behoudens indien een daarop betrekking hebbende melding op het rijbewijs van de kandidaat staat. In dit geval moet het rijbewijs overgelegd worden.
Bij die aanmelding kunnen de bekwaamheidscertificaten weer geldig verklaard worden. Op hun bekwaamheidscertificaat zal melding worden gemaakt van deze nieuwe geldigverklaring.
De nieuwe geldigverklaring van het bekwaamheidscertificaat zal worden geweigerd als het bewijs van medische schifting of het geschiktheidsattest vervallen is of als uit het strafregisteruittreksel (afgegeven overeenkomstig artikel 596, eerste lid, van het Wetboek van strafvordering) blijkt dat wegens de sinds het laatste visum opgelopen veroordelingen niet langer geacht kan worden dat de chauffeur de in artikel 9, § 1, bedoelde zedelijkheidsgaranties biedt.

Art. 14. Het vervallen van het medische schiftingscertificaat of van het geschiktheidscertificaat of het feit dat één van de in artikel 9, § 1, bedoelde veroordelingen werd opgelopen heeft van rechtswege het verval van het bekwaamheidscertificaat tot gevolg.

Art. 15. Onverminderd de verplichting om in het bezit te zijn van deze documenten op het ogenblik waarop de situatie zich voordoet, zijn de chauffeurs ertoe gehouden het gemeentebestuur binnen acht werkdagen, te rekenen van het tijdstip waarop de situatie zich voordoet, kennis te geven van elke wijziging van woonplaats, op vertoon van hun identiteitskaart, alsook van elke verandering van werkgever op vertoon van een afschrift van hun nieuw arbeidscontract.

Art. 16. Niemand mag het beroep van taxichauffeur uitoefenen onder de volle leeftijd van 21 jaar.
Elke taxichauffeur moet houder zijn van een rijbewijs van categorie B.

Art. 17. Wanneer de chauffeurs in dienst zijn, moeten ze in het bezit zijn van de documenten bedoeld in artikel 11, 1° tot 3°, van dit besluit, alsook van hun bekwaamheidscertificaat.


Art. 18. § 1. Wanneer de chauffeurs in dienst zijn, moeten ze in het bezit zijn van een dagelijks rittenblad voorzien in bijlage 1/1 bij dit besluit of conform die bijlage en opgemaakt op papier van formaat A4 of A5.
Voordat de chauffeur aan zijn dienst begint, worden de volgende gegevens opgeschreven :
1° de identiteit van de uitbater, de naam van de chauffeur, de nummerplaat van het voertuig, het identificatienummer van de taxi en de datum van gebruik;
2° de kilometerstand op het dashboard en de taximeter in het begin van de dienst;
3° het uur waarop de dienst van de chauffeur begint en, voor de loontrekkende chauffeurs, het voorziene uur waarop de dienst eindigt.
De overige gegevens dienen te worden opgeschreven uiterlijk aan het einde van elke rit.
Het dagelijks rittenblad wordt door de chauffeur ondertekend.
§ 2. Het voertuig kan uitgerust worden met een periferisch toestel waarmee een rittenblad elektronisch opgemaakt kan worden. Het elektronisch opgemaakte rittenblad vermeldt de vereiste gegevens in het model opgenomen in bijlage 1/1.
§ 3. De ritbladen worden gedurende drie jaar na de datum van gebruik op de maatschappelijke zetel van de uitbater bewaard en, hetzij per voertuig en per datum, hetzij per chauffeur en per datum gerangschikt.

 

Art. 19. De chauffeurs moeten :
1° een uniform dragen dat uit een sobere kleding bestaat :
- voor het mannelijk personeel : een effen jasje, een effen broek, een effen hemd en gesloten schoenen;
- voor het vrouwelijk personeel : een effen jasje, een effen broek of jurk, een effen hemd en gesloten schoenen.
Bij warm weer is het dragen van het jasje niet verplicht. Bij koud weer is het dragen van een effen pullover en/of van een effen jack toegelaten;
2° zich beleefd en respectvol gedragen tegenover het publiek;
3° bejaarden of personen met een beperkte mobiliteit helpen bij het in- en uitstappen;
4° zich ervan vergewissen dat de deuren goed gesloten zijn alvorens hun voertuig in werking te zetten;
5° met hun voertuig ter beschikking blijven van de reizigers die ze vervoeren voor de gehele door hen gevraagde tijd, behalve indien daaruit prestaties zouden resulteren van een duidelijk overdreven omvang;
6° zich ervan vergewissen dat de klant niets is vergeten in het voertuig en hem onmiddellijk de voorwerpen teruggeven die hij daar zou hebben laten liggen;
als dit om de een of andere reden niet mogelijk is, moeten de gevonden voorwerpen zo vlug mogelijk, uiterlijk binnen vijf dagen, afgegeven worden bij het dichtsbij gelegen politiekantoor;
7° op verzoek een vervoerbewijs afleveren, dat op zijn minst de volgende gegevens bevat :
a) de naam van de maatschappij;
b) het identificatienummer van de taxi;
c) het bestelnummer van de rit;
d) de datum en het uur van de opneming en het einde van een rit;
e) het aantal afgelegde kilometers;
f) de totale prijs van de rit;
g) de plaats waar de klant in en uitstapt;
h) de naam en de handtekening van de chauffeur;
8° erop toezien dat de reizigers zich houden aan de verplichtingen die hen bij dit besluit worden opgelegd;
9° de reizigers helpen bij het laden en lossen van hun koffers.

Art. 20. § 1. Tenzij anders door de klant is aangegeven, moet de bestuurder hem langs de snelste weg naar zijn bestemming brengen.
§ 2. Na elke rit of ononderbroken reeks ritten moet de bestuurder zo snel mogelijk een vergunde standplaats opzoeken.

Art. 21. Behoudens de geldige redenen bedoeld in artikel 22, moet elke chauffeur in dienst op het grondgebied van zijn gemeente, zodra zijn taxi vrij en in staat van werking is, de personen oppikken die wensen vervoerd te worden.
De aangeroepen bestuurder moet de rit evenwel weigeren als zijn voertuig zich op minder dan honderd meter bevindt van een standplaats voor taxi's, waar één of meerdere voertuigen beschikbaar zijn.

Art. 22. De chauffeurs mogen :
1° weigeren elke persoon te vervoeren die erom vraagt over een lange afstand of naar een weinig bewoonde plaats vervoerd te worden, tenzij ze zijn identiteit hebben kunnen vaststellen, desnoods met tussenkomst van de plaatselijke politie of de federale politie;
2° elke persoon weigeren te vervoeren die in zichtbare staat van dronkenschap verkeert of onder invloed van verdovende middelen is;
3° weigeren klanten te vervoeren die de openbare orde verstoren, de veiligheid in gevaar brengen, de goede zeden schenden, geen respect tonen voor het voertuig of de chauffeur zelf;
4° een voorschot vragen voor langeafstandsritten.

Art. 23. Het is de chauffeurs verboden :
1° in het voertuig te roken;
2° een hogere prijs te vragen dan die vermeld op de taximeter;
3° hun voertuig door een derde te laten besturen, met uitzondering van de kandidaten-chauffeur die stage lopen;
4° hun dienst waar te nemen in het gezelschap van andere personen dan de klanten, met uitzondering van de kandidaten-chauffeur die stage lopen, of in het gezelschap van een dier;
5° hun voertuig te laden met voorwerpen die de binnenbekleding kunnen beschadigen of bevuilen;
6° een radio, een cd-speler of een geluidsopnemer te laten spelen, met uitzondering van de dienstradiotelefoon, behalve met de instemming van de reiziger;

7° klanten te ronselen of te laten ronselen;
8° hun voertuig boventallig of buiten de vastgelegde grenzen te parkeren.

 

Afdeling 3. - Bepalingen betreffende de voertuigen
 

Art. 24. § 1. De voor een taxidienst bestemde voertuigen moeten zich in goede staat bevinden en voldoen aan al de voorwaarden inzake kwaliteit, comfort, gemak en properheid, zowel wat het koetswerk als wat het interieur betreft.
§ 2. De leeftijdsgrens van een voor een taxidienst bestemd voertuig is vastgelegd op zeven jaar.
Na gunstig advies van de Commissie kan de Regering van het eerste lid afwijken als het voertuig aangepast wordt voor het vervoer van personen in een rolstoel.
De aanvraag tot afwijking, gedagtekend en ondertekend door de uitbater of door een persoon belast met het dagelijkse bestuur als het om een rechtspersoon gaat, wordt door elk nuttig middel aan de Regeringsdiensten gericht.

Art. 25. Elk voertuig in dienst moet vooraan rechts voorzien zijn van een plaat (minstens vijftien cm breed en acht cm hoog), waarop op zijn minst het woord « TAXI », de naam van de gemeente waardoor het vergund is en het door de gemeente toegekend identificatienummer voorkomen, overeenkomstig het model dat als bijlage 2 bij dit besluit gaat.
Het nummer van die plaat moet in de taxi aangebracht worden op een plaats die duidelijk zichtbaar is voor de gebruikers.

Art. 26. Elk voertuig dat voor een taxidienst bestemd is, moet dwingend voorzien zijn van een nummerplaat met de afkorting « TX », in de zin van het ministerieel besluit van 23 juli 2001 betreffende de inschrijving van voertuigen.
Zodra een voertuig niet meer gebruikt wordt in het kader van de uitbating van de dienst, moet de uitbater de nummerplaat binnen acht werkdagen inleveren bij de Directie Inschrijving Voertuigen, afgekort D.I.V., en de gemeente hiervan kennis geven.

Art. 27. Elk voertuig moet minstens de volgende documenten aan boord hebben :
1° een afschrift van de uitbatingsvergunning en van het bijgevoegde attest, bedoeld in artikel 42;
2° het dagelijkse ritblad betreffende de verplaatsingen van het voertuig, bedoeld in artikel 18.
Elektronisch opgemaakte ritbladen moeten altijd ingekeken kunnen worden;
3° een afschrift van de regelgeving betreffende de taxidiensten en de diensten van verhuur van voertuigen met chauffeur, met inbegrip van het gemeentelijk reglement betreffende de taxidiensten;
4° een attest van de verzekeraar waaruit blijkt dat het voertuig verzekerd is voor het bezoldigd vervoer van personen, overeenkomstig het model dat als bijlage 3 bij dit besluit gaat.

Art. 28. De voertuigen zijn uitgerust met een taximeter die de voorgeschreven inlichtingen exact en met van binnen duidelijk leesbare tekens aangeeft.
De wijzerplaat van dit toestel moet verlicht worden van zodra de gegevens niet meer leesbaar zijn bij daglicht.
Het apparaat moet bovendien voldoen aan de voorschriften uitgevaardigd inzake metrologie.

Art. 29. Al naargelang het voertuig al dan niet bezet is, wordt de taximeter al dan niet in bedrijf gesteld, behalve als het voertuig gebruikt wordt in het kader van de verhuur van een voertuig met chauffeur, overeenkomstig de mogelijkheid van een gemengd gebruik zoals bepaald bij artikel 35 van het decreet.
Wanneer het voertuig rijdt of geparkeerd staat zonder beschikbaar te zijn, hetzij omdat het het voorwerp is van een bestelling, hetzij omwille van personeelsprestaties, hetzij om technische redenen, dan moet een paneel met de melding « Niet vrij » op zichtbare wijze aangebracht worden.

Art. 30. Aan elke taximeter wordt een verklikkerlicht gekoppeld dat op het dak van het voertuig wordt bevestigd zodat op leesbare wijze wordt aangegeven dat de taxi vrij is wanneer de taximeter in bedrijf gesteld wordt.
Wanneer de taximeter in bedrijf wordt gesteld, moet het verklikkerlicht door middel van een controlelampje zeer duidelijk aangeven welk tarief van toepassing is.

Art. 31. In elk voertuig wordt op bestendige wijze aan de achterzijde van de voorzetel een aanplakbiljet, onder plastic of geplastificeerd, aangebracht waarop het geldende tarief dat toepasselijk is in de gemeente op het grondgebied waarvan het voertuig vergund is, alsook de toegestane toeslagen leesbaar vermeld staan.
De melding waarmee aangegeven wordt dat « dienst, BTW en fooi inbegrepen zijn in de prijs vermeld op de taximeter » moet duidelijk voorkomen op het aanplakbiljet bedoeld in het eerste lid.

Art. 32. Indien de taximeter onderweg een defect heeft, moet de chauffeur het voertuig onmiddellijk naar de garage brengen zodra de reiziger het verlaten heeft. In dat geval wordt de prijs van de rit vastgelegd in gemeenschappelijk overleg tussen de partijen.
Indien het voertuig zijn reis niet kan voortzetten, o.a. wegens een defect of een ongeval, mag de reiziger hetzij het voertuig verlaten na betaling van de som geregistreerd op het moment van de dienstonderbreking voor zover de chauffeur hem zijn rit laat beëindigen met een ander voertuig, hetzij in het voertuig blijven en, in dit geval, de wachttijd die met de onbeschikbaarheid van het voertuig overeenstemt in samenspraak met de chauffeur afhouden, met geschikte vermelding op het ritblad.

Art. 33. In geval van onenigheid tussen de chauffeur en de reizigers, mag de chauffeur niet weigeren hen naar het dichtstbij gelegen politiekantoor te brengen, waar hun klacht onderzocht zal worden.
De reiziger wiens klacht niet als gegrond beschouwd wordt, is ertoe gehouden de prijs van de bijkomende rit, wachttijd inbegrepen, te betalen.

Art. 34. De reservevoertuigen bedoeld in artikel 10 van het decreet voldoen aan de volgende voorwaarden :
1° volledig uitgerust zijn om een taxidienst waar te nemen, met inbegrip van de vereiste betreffende de nummerplaat waarop de afkorting « TX » voorkomt;
2° vermeld staan in de vergunningsakte van de uitbater en in het hierbij gevoegde attest, bedoeld in artikel 42;
3° aan de buitenkant, enerzijds, vooraan rechts voorzien zijn van de identificatieplaat van het voertuig dat het vervangt en, anderzijds, vooraan links voorzien zijn van een plaat met de melding « RESERVE », overeenkomstig het model dat als bijlage 4 bij dit besluit gaat;
4° alle documenten aan boord hebben die vereist worden voor de uitoefening van een taxidienst, alsook de vergunningsdocumenten betreffende het gebruik van het reservevoertuig;
5° een in artikel 27, 4°, bedoeld attest van de verzekeraar aan boord hebben waaruit blijkt dat het voertuig verzekerd is voor het bezoldigd vervoer van personen.

Art. 35. De vervangingsvoertuigen bedoeld in artikel 9 van het decreet voldoen aan de volgende voorwaarden :
1° volledig uitgerust zijn om een taxidienst waar te nemen, met inbegrip van de vereiste betreffende de nummerplaat waarop de afkorting « TX » voorkomt;
2° aan de buitenkant, enerzijds, vooraan rechts voorzien zijn van de identificatieplaat van het voertuig dat het vervangt en, anderzijds, vooraan links voorzien zijn van een plaat met de melding « VERVANGING », overeenkomstig het model dat als bijlage 5 bij dit besluit gaat;
3° alle documenten aan boord hebben die vereist worden voor de uitoefening van een taxidienst, alsook de vergunningsdocumenten betreffende het gebruik van het vervangingsvoertuig;
4° een in artikel 27, 4°, bedoeld attest van de verzekeraar aan boord hebben waaruit blijkt dat het voertuig verzekerd is voor het bezoldigd vervoer van personen.

 

Afdeling 4. - Bepalingen betreffende de reizigers
 

Art. 36. Het is de reizigers verboden :
1° in het voertuig te roken;
2° in het voertuig in te stappen als het reglementair aantal toegelaten personen bereikt is;
3° zonder toestemming van de chauffeur het voertuig te betreden met honden of andere dieren die niet op de schoot kunnen worden genomen, met uitzondering van de geleidehonden van blinden en hulphonden die assistentie verlenen aan elke gehandicapte persoon.
4° het voertuig te betreden met gevaarlijke voorwerpen of met pakken die door hun omvang, hun aard of hun geur, kwetsuren, vuiligheid, hinder of ongemak kunnen veroorzaken;
5° het voertuig te betreden als ze er zelf duidelijk vuil uitzien;
6° uit het voertuig te hangen of de deuren te openen terwijl het voertuig in beweging is;
7° het voertuig te bevuilen of te beschadigen;
8° eender welk voorwerp uit het voertuig te gooien.

 

HOOFDSTUK II. - Vergunningen
 

Afdeling 1. - Procedure tot indiening en onderzoek van de aanvragen
 

Onderafdeling 1. - Aanvraag tot uitbatingsvergunning
 

Art. 37. Elke aanvraag tot vergunning voor de uitbating van een taxidienst, zoals bedoeld in artikel 3 van het decreet, bevat, op straffe van onontvankelijkheid, de volgende gegevens :
1° de naam, de voornaam, de hoedanigheid of het beroep, de woonplaats, het beroepstelefoonnummer en het identificatienummer bij de Kruisbank der Ondernemingen van de uitbater of, als hij een rechtspersoon is, de firmanaam of benaming, de vorm, de maatschappelijke zetel, het telefoonnummer en het identificatienummer bij de Kruisbank der Ondernemingen;
2° het aantal voertuigen waarvoor de vergunning wordt gevraagd, met inbegrip van de eventuele reservevoertuigen;
3° de algemene kenmerken van de te gebruiken voertuigen;
4° de niet op de openbare weg gelegen standplaatsen waarvan de uitbater eigenaar is of waarvan hij het genot heeft.

Art. 38. De vergunningsaanvraag gaat vergezeld van de volgende documenten :
1° al naar gelang van het geval, een afschrift van de identiteitskaart van de uitbater of van de statuten van de rechtspersoon en van de identiteitskaart van de personen belast met het dagelijkse beheer;
2° een uittreksel uit het strafregister afgegeven overeenkomstig artikel 596, eerste lid, van het Wetboek van strafvordering, dat van minder dan drie maanden dateert en dat de zedelijkheid van de uitbater bevestigt, overeenkomstig artikel 3;
3° de volgende stukken waaruit de solvabiliteit van de uitbater blijkt, overeenkomstig artikel 4 :
- een afschrift van de factuur van de aankoop van de voertuigen die in het kader van de uitbating van de dienst gebruikt moeten worden of, desgevallend, het bewijs van de naleving van de betalingstermijnen in het kader van overeenkomsten inzake verkoop op afbetaling, huurfinanciering of huurkoop. Indien de aanvrager nog niet over de voertuigen beschikt, een verklaring op erewoord ter bevestiging van de toekomstige eigendom of van de naleving van de betalingstermijnen;
- een attest dat, al naar gelang van het geval, uitgaat van hetzij de sociale verzekeringskas voor zelfstandigen, hetzij de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid, conform het attest afgegeven ter uitvoering van artikel 90, §§ 3 en 4, van het koninklijk besluit van 8 januari 1996 betreffende de overheidsopdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten en de concessies voor openbare werken en waaruit blijkt dat de aanvrager in orde is met de sociale bijdragen; wanneer de aanvrager voor het eerst een beroepsactiviteit uitoefent, mag hij enkel een verklaring op erewoord bij zijn aanvraag voegen, waarin hij verklaart dat hij, ingeval de gevraagde vergunning hem wordt toegekend, zich zal aansluiten en, in voorkomend geval zich zal laten inschrijven en dat de stortingen aan de sociale verzekeringsfonds voor zelfstandigen of aan de Rijksdienst voor de Sociale Zekerheid regelmatig zullen uitgevoerd worden;
4° een afschrift van het in artikel 5 bedoeld attest ter bevestiging van de beroepskwalificatie van de aanvrager;
5° de volgende documenten betreffende de voertuigen indien ze al in het bezit van de uitbater zijn :
- een afschrift van het kentekenbewijs bedoeld in artikel 16 van het koninklijk besluit van 20 juli 2001 houdende regeling van de inschrijving van de motorvoertuigen en van de aanhangvoertuigen van alle voertuigen gebruikt in het kader van de uitbating, met inbegrip van de eventuele reservevoertuigen;
- een afschrift van het laatste keuringsbewijs bedoeld in artikel 24, § 1, van het koninklijk besluit van 15 maart 1968 houdende algemeen reglement op de technische eisen waaraan de auto's, hun aanhangvoertuigen, hun onderdelen en hun veiligheidstoebehoren moeten voldoen, voor alle voertuigen gebruikt in het kader van de uitbating, met inbegrip van de eventuele reservevoertuigen;
- een in artikel 27, 4°, bedoeld attest van de verzekeraar waaruit blijkt dat elk voertuig verzekerd is voor het bezoldigd vervoer van personen, en van de geldige groene kaarten, ook voor de eventuele reservevoertuigen.

Art. 39. De aanvraag tot uitbatingsvergunning, gedagtekend en ondertekend door de uitbater, of door een persoon belast met het dagelijkse bestuur als het om een rechtspersoon gaat, wordt samen met de desbetreffende bijlagen door elk nuttig middel aan het college gericht.
Het college gaat na of de aanvraag volledig is en richt door elk nuttig middel een bericht van ontvangst aan de aanvrager.

Art. 40. Het college spreekt zich uit binnen een termijn van drie maanden, die ingaat op de datum van het bericht van ontvangst van een volledig dossier.

Art. 41. § 1. In het kader van een vergunningsbeslissing maakt het college zijn beslissing en het dossier onmiddellijk door elk nuttig middel ter goedkeuring aan de Regering over en geeft het de uitbater kennis hiervan.
De Regering gaat na of het dossier volledig is en richt door elk nuttig middel een bericht van ontvangst aan het college.
De Regering geeft het college kennis van haar beslissing binnen zestig dagen na het bericht van ontvangst van een volledig dossier met het oog op de goedkeuring ervan.
§ 2. In geval van goedkeuring door de Regering of indien de Regering haar beslissing niet binnen zestig dagen heeft overgemaakt, geeft het college de vergunning aan de uitbater af voor zover de in artikel 38, 5°, bedoelde documenten die niet bij de aanvraag gevoegd zijn, binnen twee maanden overgelegd worden.
De effectieve ingebruikneming van de voertuigen wordt pas toegelaten na ontvangst van het geheel van die documenten en na afgifte van het attest bedoeld in het derde lid.
Na ontvangst van de documenten bedoeld in artikel 38, 5°, geeft het college een gedagtekend en ondertekend attest aan de uitbater af ter bevestiging van de overlegging van de gelijkvormige documenten en richt er een afschrift van aan de Regeringsdiensten.
Het attest wordt hoe dan ook bij het vergunningsdocument gevoegd.
Indien de uitbater die documenten niet binnen de voorgeschreven termijn overmaakt of geen gelijkvormige documenten overlegt, vervalt de vergunning van het college automatisch.
§ 3. Indien de Regering haar goedkeuring weigert te geven, geeft het college de uitbater onmiddellijk kennis hiervan via elk nuttig middel.

Art. 42. § 1. De door het college aan de uitbater afgegeven uitbatingsvergunning vermeldt o.a. :
1° de volledige identiteit van de uitbater in de zin van artikel 37, 1°;
2° het aantal vergunde voertuigen, met inbegrip van de reservevoertuigen;
3° de geldigheidsdatum en -duur van de uitbatingsvergunning;
4° de niet op de openbare weg gelegen standplaatsen waarvan de uitbater eigenaar is of waarvan hij het genot heeft.

§ 2. Er wordt een attest per vergund voertuig opgemaakt en bij het vergunningsdocument gevoegd. Het vermeldt onder meer :
1° de vergunningsbeslissing van het college waarop het betrekking heeft;
2° de algemene kenmerken van het vergunde voertuig, met name het inschrijvingsnummer en het overeenstemmende identificatienummer.


Art. 43. § 1. In het kader van een beslissing tot weigering van vergunning maakt het college zijn beslissing onmiddellijk door elk nuttig middel aan de uitbater over en richt het ter informatie een afschrift hiervan aan de Regeringsdiensten.
§ 2. In dat geval of bij gebrek aan beslissing van het college binnen drie maanden, te rekenen van de datum van het bericht van ontvangst, heeft de aanvrager de mogelijkheid om een beroep bij de Regering in te dienen. Dit beroep wordt naargelang van het geval betekend binnen vijftien dagen na de kennisgeving van de weigering of binnen vijftien dagen na de datum waarop de termijn van drie maanden na ontvangst van het bericht van ontvangst verstrijkt. De Regering doet uitspraak binnen drie maanden na ontvangst van het beroep.

Onderafdeling 2. - Aanvraag tot hernieuwing van een vergunning

Art. 44.
Behalve de gegevens die in de vergunningsaanvraag moeten voorkomen met opgave van de voertuigen, reservevoertuigen inbegrepen, waarvoor de hernieuwing wordt aangevraagd, gaat de aanvraag tot hernieuwing, op straffe van onontvankelijkheid, vergezeld van de volgende stukken :

1° een uittreksel uit het strafregister afgegeven overeenkomstig artikel 596, eerste lid, van het Wetboek van strafvordering, dat van minder dan drie maanden dateert en dat de zedelijkheid van de uitbater bevestigt;
2° het bewijs dat de aanvrager nog steeds eigenaar van de voertuigen is of, desgevallend, zich houdt aan de betalingstermijnen in het kader van de overeenkomsten inzake verkoop op afbetaling, huurfinanciering of huurverkoop.
3° het bewijs dat de aanvrager in orde was en is inzake de sociale bijdragen voor het personeel tewerkgesteld in zijn bedrijf of voor hemzelf;
4° het bewijs dat de uitbater niet meer dan zes maanden achterstand heeft inzake de betalingen van taksen of belastingen i.v.m. de uitbating van zijn dienst;
5° een afschrift van het in artikel 27, 4°, bedoeld attest van de verzekeraar waaruit blijkt dat elk voertuig gebruikt in het kader van het bedrijf verzekerd is voor het bezoldigd vervoer van personen en van de geldige groene kaarten, ook voor de eventuele reservevoertuigen.
6° het bewijs dat de voertuigen gebruikt in het kader van het bedrijf, met inbegrip van de reservevoertuigen, in orde zijn met de technische controle;
7° een afschrift van het kentekenbewijs van de voertuigen gebruikt in het kader van het bedrijf, met inbegrip van de reservevoertuigen.

Art. 45. De aanvraag tot vergunningshernieuwing wordt ingediend en onderzocht volgens de procedure die in de artikelen 39 tot 43 vastligt.
Ze wordt ten vroegste negen maanden en uiterlijk zes maanden voor de vervaldatum van de lopende vergunning ingediend.

Onderafdeling 3. - Vergunningsaanvraag voor het gebruik van een vervangingsvoertuig

Art. 46.
De vergunningsaanvragen voor het gebruik van een vervangingsvoertuig in de zin van artikel 9 van het decreet worden gedurende de uitbating ingediend en bevatten de volgende gegevens en bijlagen :
1° de volledige identiteit van de aanvrager in de zin van artikel 37, 1°;
2° de identificatiegegevens, de naam van de eigenaar en het registratienummer van het tijdelijk beschadigde of buiten bedrijf gestelde voertuig;
3° de identificatiegegevens en het registratienummer van het vervangingsvoertuig;
4° de duur waarvoor de vervangingsvergunning wordt aangevraagd;
5° de exacte reden van de tijdelijke immobilisatie van het doorgaans uitgebate voertuig;
6° de plaats waar het geïmmobiliseerde voertuig geïnspecteerd kan worden.

Art. 47. De vergunningsaanvragen voor het gebruik van een vervangingsvoertuig, gedagtekend en ondertekend door de uitbater of door een persoon belast met het dagelijkse bestuur als het om een rechtspersoon gaat, worden samen met de desbetreffende bijlagen door elk nuttig middel aan het college gericht.
Het college gaat na of de aanvraag volledig en juist is. Het kan, desgevallend, de ontbrekende stukken opeisen en de aanvraag of de desbetreffende bijlagen laten aanvullen. Het kan ook van de uitbater verlangen dat hij het voertuig toont.

Art. 48. Het college geeft de uitbater kennis van zijn beslissing binnen acht dagen na ontvangst van een volledige vergunningsaanvraag.
Indien er geen beslissing aan de uitbater meegedeeld wordt binnen de termijn bedoeld in het vorige lid, dan mag hij zijn vervangingsvoertuig overeenkomstig zijn aanvraag gebruiken.

Onderafdeling 4. - Vergunningsaanvraag voor het gebruik van een reservevoertuig

Art. 49.
De vergunningsaanvragen voor het gebruik van een reservevoertuig in de zin van artikel 10 van het decreet worden hetzij gelijktijdig met de aanvraag tot uitbatingsvergunning, hetzij gedurende de uitbating ingediend. In het laatste geval bevat de vergunningsaanvraag de volgende gegevens en bijlagen :
1° de volledige identiteit van de aanvrager in de zin van artikel 37, 1°;
2° een afschrift van de uitbatingsvergunning;
3° een afschrift van de factuur van de aankoop van het reservevoertuig of, desgevallend, van de desbetreffende overeenkomst inzake verkoop op afbetaling, huurfinanciering of huurkoop;
4° een afschrift van de in artikel 38, 5°, bedoelde documenten betreffende het voertuig indien de uitbater er al over beschikt.

Art. 50. De vergunningsaanvragen voor het gebruik van een reservevoertuig gedurende de uitbating worden ingediend en onderzocht volgens de procedure bedoeld in de artikelen 39 tot 43.

Afdeling 2. - Beperking van het aantal vergunde taxi's in een gemeente

Art. 51.
§ 1. Het aantal vergunde taxi's in een gemeente wordt beperkt tot één taxi voor 2 500 inwoners.
§ 2. Wanneer de norm bereikt wordt, maakt het college een wachtlijst op die de naam of firma en het adres van de verzoekende uitbaters vermeldt.
§ 3. De gemeente kan op grond van een reglement objectieve keuzecriteria vastleggen in het kader van de selectie van de kandidaten.
Zoniet wordt de selectie doorgevoerd in de chronologische volgorde van ontvangst van de aanvragen.

Art. 52. In afwijking van artikel 51, § 1, kan de Regering die norm op gemotiveerd verzoek van een gemeente naar boven of naar beneden herzien en voor die gemeente een ander cijfer vastleggen om één van de volgende redenen :
1° evidente inadequatie tussen aanbod en vraag en omstandigheden die bestendig aanleiding geven tot een buitengewoon verkeer, o.a. wegens de aanwezigheid van een luchthaven, een haven, een station, een toeristische site, een bedrijfsruimte, een ziekenhuis, een universitair centrum op het grondgebied van de gemeente;
2° onmogelijkheid om bijkomende parkeerzones voor taxi's in te richten.

Art. 53. In haar beslissing zal de Regering hoe dan ook rekening houden met het gemiddeld bezettingspercentage van de reeds vergunde taxivoertuigen. Bij de berekening van dat gemiddeld bezettingspercentage mag slechts rekening gehouden worden met de taxiritten waarvan het vertrek- of het bestemmingspunt in de gemeente ligt.

 

HOOFDSTUK III. - Parkeren
 

Art. 54. Taxi's mogen elke vrije standplaats op de openbare weg, in de zin van artikel 1, 1°, derde lid, van het decreet, innemen die aan taxi's voorbehouden is.
Wanneer alle standplaatsen bezet zijn, moet het voertuig naar een andere standplaats gebracht worden waar een plaats vrij is.

Art. 55. Het voertuig mag slechts op de vergunde standplaatsen gaan staan indien het in dienst is. De bestuurder moet op elk moment het voertuig kunnen verplaatsen om aan te schuiven in de rij of op verzoek van een bevoegde agent.

Art. 56. Op de standplaatsen moeten de voertuigen altijd achter elkaar of in groep blijven staan, zonder de veiligheid of het gemak van doorgang te hinderen.

Art. 57. Wanneer een reiziger niet uitdrukkelijk een andere taxi kiest, wordt de rit uitgevoerd door de chauffeur die vooraan in de rij staat.

Art. 58. De gemeente zorgt ervoor dat het aantal standplaatsen voor taxi's in verhouding staat tot het aantal vergunde voertuigen.

 

HOOFDSTUK IV. - Stopzetting van de activiteit
 

Art. 59. In geval van definitieve stopzetting van de activiteit moeten de uitbaters binnen acht werkdagen de gemeente verwittigen en daar voor elk voertuig de in artikel 25 bedoelde plaat, indien ze hem door het gemeentebestuur is afgeleverd, alsook de vergunningsdocumenten inleveren.
De nummerplaat van elk voertuig moet binnen dezelfde termijnen bij de Directie Inschrijving Voertuigen, afgekort D.I.V., ingeleverd worden.

Art. 60. De gemeente geeft de Regeringsdiensten kennis van de stopzetting van de activiteit van de uitbater binnen dertig dagen na de inlevering van de documenten bedoeld in artikel 59.

 

TITEL 3. - Diensten voor de verhuur van voertuigen met chauffeur
 

HOOFDSTUK I. - Uitbatingsvoorwaarden
 

Afdeling 1. - Bepalingen betreffende de uitbaters
 

Art. 61. Niemand mag het beroep van uitbater van een dienst voor de verhuur van voertuigen met chauffeur uitoefenen zonder te voldoen aan de zedelijkheids-, solvabiliteits- en kwalificatievoorwaarden bedoeld in de artikelen 3 tot 5.
Wanneer de uitbating door een rechtspersoon waargenomen wordt, moeten de voorwaarden inzake zedelijkheid en beroepskwalificatie vervuld worden door de personen belast met het dagelijks beheer onder de voorwaarden waarin het decreet voorziet.

Art. 62. De uitbaters mogen bestuurders die niet beschikken over de documenten bedoeld in artikel 11, 1° tot 5°, niet in dienst nemen of laten rijden en moeten nagaan of ze voldoen aan de vereisten inzake zedelijkheid en beroepskwalificatie.

Art. 63. § 1. De uitbaters mogen een huurvoertuigen met chauffeur slechts ten gunste van een welbepaalde natuurlijke of rechtspersoon in gebruik stellen krachtens een schriftelijke overeenkomst gesloten uiterlijk op het tijdstip van de tenlasteneming; die overeenkomst is genummerd in de volgorde van de sluiting van de overeenkomsten en bevat op zijn minst de gegevens vermeld in het model opgenomen in bijlage 6 bij dit besluit.
§ 2. De originele overenkomst wordt bewaard op de zetel van het bedrijf en een afschrift ervan in het voertuig wanneer de ondertekening voorafgaat aan de opneming van de reizigers; in de andere gevallen bevindt het originele van de overeenkomst zich in het voertuig.
§ 3. In afwijking van § 2 volstaat een door beide partijen ondertekend attest ter bevestiging van het bestaan van een overeenkomst die op de uitbatingszetel ter inzage ligt, aan boord van het voertuig indien de huurovereenkomst betrekking heeft op lange termijnprestaties,.

Art. 64. De uitbaters dienen op de zetel van hun bedrijf een verzameling van de huurcontracten, in de chronologische volgorde van het sluiten ervan, te bewaren, en tevens een register te houden waarin de belangrijkste vermeldingen dag na dag worden opgenomen, betreffende al de verrichtingen i.v.m. het verhuren van een voertuigen met chauffeur, alsmede de datum en het uur van de bestelling, het nummer, het juiste voorwerp waar de huurovereenkomst op slaat en de prijs.
Die documenten worden bewaard gedurende drie jaar.

Art. 65. De uitbater moet de Regeringsdiensten binnen tien dagen in kennis te stellen van elke wijziging van woonplaats van persoon belast met het dagelijks beheer, van exploitatie- of maatschappelijke zetel, alsook van elke verandering van voertuig.

 

Afdeling 2. - Bepalingen betreffende de chauffeurs
 

Art. 66. De chauffeurs moeten bestendig voldoen aan de zedelijkheidsvereisten waarin artikel 9 voorziet.

Art. 67. De chauffeurs moeten bestendig voldoen aan de beroepskwalificatievereisten door te beschikken over de documenten bedoeld in artikel 11, 1° tot 5°, en door zich te richten naar artikel 16 van dit besluit.

Art. 68. De chauffeurs moeten jaarlijks de volgende documenten aan de uitbater overleggen : een nieuw uittreksel uit het strafregister (afgegeven overeenkomstig artikel 596, eerste lid, van het Wetboek van strafvordering) dat hoogstens drie maanden oud is of, voor de buitenlandse staatsburgers, elk ander gelijkwaardig document, alsook een afschrift van het certificaat van medische schifting of het geschiktheidsattest, afgeleverd overeenkomstig de artikelen 84 en volgende van ket koninklijk besluit van 23 maart 1998 betreffende het rijbewijs, behoudens indien een daarop betrekking hebbende melding op het rijbewijs van de kandidaat staat. In dit geval moet het rijbewijs overgelegd worden.

Art. 69. Aan de personen die het beroep van chauffeur onrechtmatig hebben uitgeoefend op het grondgebied van het Gewest, zonder de vereiste documenten of met vervallen of niet gelijkvormige documenten, zal, na vaststelling bij proces-verbaal opgemaakt door een politeambtenaar of een inspecteur van de Regeringsdiensten, alle mogelijkheid ontzegd worden om dat beroep gedurende zes maanden uit te oefenen, te rekenen van de datum van het proces-verbaal tot vaststelling van de overtreding.

Art. 70. De chauffeurs die in dienst zijn, moeten in het bezit zijn van de documenten bedoeld in artikel 11, 1° tot 3°.


Art. 71. § 1. Overeenkomstig artikel 19, § 1, 5°, van het decreet moeten de chauffeurs in het bezit zijn van een dagelijks rittenblad voorzien in bijlage 6/1 bij dit besluit of conform die bijlage en opgemaakt op papier van formaat A4 of A5.
Voordat de chauffeur aan zijn dienst begint, worden de volgende gegevens opgeschreven :
1° de identiteit van de uitbater, de naam van de chauffeur, de nummerplaat van het voertuig, het identificatienummer van het voertuig en de datum van gebruik;
2° de kilometerstand op het dashboard in het begin van de dienst;
3° het uur waarop de dienst van de chauffeur begint en, voor de loontrekkende chauffeurs, het voorziene uur waarop de dienst eindigt.
De overige gegevens dienen te worden opgeschreven uiterlijk aan het einde van elke rit.
Het dagelijks rittenblad wordt door de chauffeur ondertekend.
§ 2. Het voertuig kan uitgerust worden met een periferisch toestel waarmee een rittenblad elektronisch opgemaakt kan worden. Het elektronisch opgemaakte rittenblad vermeldt de gegevens vereist in het model opgenomen in bijlage 6/1.
§ 3. De rittenbladen worden gedurende drie jaar na de datum van gebruik op de maatschappelijke zetel van de uitbater bewaard en, hetzij per voertuig en per datum, hetzij per chauffeur en per datum gerangschikt.


Art. 72. Na uitvoering van elke huurovereenkomst of aan het einde van een ononderbroken reeks overeenkomsten moeten de chauffeurs het voertuig rechtstreeks en langs de kortste weg naar de maatschappelijke zetel of naar één van de exploitatiezetels van het bedrijf terugbrengen.

 

Afdeling 3. - Bepalingen betreffende de voertuigen
 

Art. 73. § 1. De voertuigen bestemd voor de uitbating van een dienst voor de verhuur van voertuigen met chauffeur moeten zich bestendig in goede staat bevinden en voldoen aan alle vereisten inzake kwaliteit, gemak en properheid, zowel wat het koetswerk als wat het interieur betreft, :
1° de portieren, de kofferruimte en de motorkap kunnen moeiteloos open en dicht gedaan worden;
2° de ramen van de portieren kunnen moeiteloos open en dicht gedaan worden;
3° in de kofferruimte van het voertuig mogen geen voorwerpen liggen die het opbergen van de bagage van de passagiers zouden kunnen verhinderen; om die bagage niet vuil te maken moet hij steeds perfect in een propere staat gehouden worden
4° de voertuigen mogen geen sporen van ongeval of roest vertonen, die een verwaarloosde indruk zouden geven; de verf van het voertuig mag nergens afbladderen of loskomen. De verf mag geen herstellingen van een andere kleur dan deze van het voertuig vertonen;
5° de zetels mogen niet ingedeukt zijn, de bekleding van de zetels mag niet gescheurd zijn en mag geen sporen van bevuiling vertonen;
6° wanneer het voertuig in beweging is, mag het geen abnormale geluiden of trillingen produceren;
7° in het voertuig mag er geen papier of afval komen te slingeren;
8° de voertuigen moeten regelmatig verlucht worden zodat er binnen in het voertuig geen enkele onaangename geur waar te nemen valt.

§ 2. De leeftijdsgrens van een voertuig dat bestemd is voor een dienst voor de verhuur van voertuigen met chauffeur is vastgelegd op zeven jaar.
In afwijking van het eerste lid, kan de Regering, op gemotiveerd verzoek van de uitbater en na gunstig advies van de Commissie, van het eerste lid afwijken als het voertuig :
1° een bijzonder technisch karakter vertoont, zoals die met radstand buiten normen of met het aspect van oude voertuigen;
2° geschikt is voor het vervoer van personen in een rolstoel.
De aanvraag tot afwijking, gedagtekend en ondertekend door de uitbater of door een persoon belast met het dagelijkse bestuur als het om een rechtspersoon gaat, wordt door elk nuttig middel aan de Regeringsdiensten gericht.

Art. 74. Elk voertuig bestemd voor de uitbating van een dienst voor de verhuur van voertuigen met chauffeur moet aan de rechter voorzijde en achteraan op een van buiten bestendig zichtbare plaats voorzien zijn van een door de Regeringsdiensten afgeleverd cirkelvormig identificatievignet waarop de afkorting « LVC » voorkomt en van het door de Regering toegekend identificatienummer, overeenkomstig het model dat als bijlage 7 bij dit besluit gaat.
Het nummer van het vignet wordt binnen het voertuig weergegeven op een plaats die duidelijk zichtbaar is voor de gebruikers.

Art. 75. Elk voertuig bestemd voor een dienst voor de verhuur van voertuigen met chauffeur moet dwingend voorzien zijn van een nummerplaat met de afkorting « TX », in de zin van het ministerieel besluit van 23 juli 2001 betreffende de inschrijving van voertuigen.
Zodra een voertuig niet meer gebruikt wordt in het kader van de uitbating van de dienst, moet de uitbater de nummerplaat binnen acht werkdagen inleveren bij de Directie Inschrijving Voertuigen, afgekort D.I.V., en de Regeringsdiensten hiervan kennis geven.

Art. 76. Elk voertuig in dienst moet minstens de volgende documenten aan boord hebben :
1° een afschrift van het vergunningsdocument en van het bijgevoegde attest, afgegeven door de Regeringsdiensten overeenkomstig artikel 81, § 2;
2° het originele of een afschrift van de huurovereenkomst van het voertuig of het attest ter bevestiging van het bestaan van de overeenkomst wanneer die betrekking heeft op prestaties die over een lange periode verricht worden;
3° het dagelijkse ritblad betreffende de verplaatsingen van het voertuig, bedoeld in artikel 71;
4° een afschrift van de regelgeving betreffende de taxidiensten en de diensten voor de verhuur van voertuigen met chauffeur;
5° een in artikel 27, 4°, bedoeld attest van de verzekeraar waaruit blijkt dat het voertuig verzekerd is voor het bezoldigd vervoer van personen.

Art. 77. De vervangingsvoertuigen bedoeld in artikel 23 van het decreet voldoen aan de volgende voorwaarden :
1° voldoen aan de in artikel 73 bedoelde voorwaarden om een dienst voor de verhuur van voertuigen met chauffeur waar te nemen;
2° aan de buitenkant, enerzijds, vooraan rechts voorzien zijn van het identificatievignet van het voertuig dat het vervangt en, anderzijds, vooraan links voorzien zijn van een vignet met de melding « VERVANGING », overeenkomstig het model dat als bijlage 8 bij dit besluit gaat;
3° behalve de documenten vereist om een dienst voor de verhuur van voertuigen met chauffeur waar te nemen, de vergunningsdocumenten voor het gebruik van het vervangingsvoertuig aan boord hebben;
4° een in artikel 27, 4°, bedoeld attest van de verzekeraar aan boord hebben waaruit blijkt dat het voertuig verzekerd is voor het bezoldigd vervoer van personen.

 

HOOFDSTUK II. - Vergunningen
 

Afdeling 1. - Aanvraag tot uitbatingsvergunning
 

Art. 78. Elke vergunningsaanvraag voor de uitbating van een dienst voor de verhuur van voertuigen met chauffeur, bedoeld in artikel 18 van het decreet, vermeldt op straffe van onontvankelijkheid :
1° de volledige identiteit van de aanvrager in de zin van artikel 37, 1°;
2° het aantal voertuigen waarvoor de vergunning wordt aangevraagd;
3° de algemene kenmerken van de te gebruiken voertuigen;
4° de uitbatingszetel bedoeld in artikel 29 van het decreet.

Art. 79. De vergunningsaanvraag gaat vergezeld van de documenten bedoeld in artikel 38.

Art. 80. De aanvraag tot uitbatingsvergunning, gedagtekend en ondertekend door de uitbater, of door een persoon belast met het dagelijkse bestuur als het om een rechtspersoon gaat, wordt samen met de desbetreffende bijlagen door elk nuttig middel aan de Regeringsdiensten gericht.
Deze diensten gaan na of de aanvraag volledig is en richten door elk nuttig middel een bericht van ontvangst aan de aanvrager.

Art. 81. § 1. De Regering geeft de aanvrager door elk nuttig middel kennis van haar beslissing binnen dertig dagen, te rekenen van de datum van het bericht van ontvangst van een volledig dossier.
§ 2. In geval van vergunning levert de Regering de vergunning aan de uitbater af voor zover hij de in artikel 38, 5°, bedoelde documenten, die niet bij de aanvraag gevoegd zijn, binnen twee maanden overlegt.
De effectieve ingebruikneming van de voertuigen wordt pas toegelaten na ontvangst van het geheel van die documenten en na afgifte van het attest bedoeld in het derde lid.
Na ontvangst van de documenten bedoeld in artikel 38, 5°, geven de Regeringsdiensten voor elk vergund voertuig een gedagtekend en ondertekend attest aan de uitbater af ter bevestiging van de overlegging van de gelijkvormige documenten en van het cirkelvormige identificatievignet bedoeld in artikel 74.
Het attest wordt hoe dan ook bij het vergunningsdocument gevoegd.
Indien de uitbater die documenten niet binnen de voorgeschreven termijn overmaakt of geen gelijkvormige documenten overlegt, vervalt de vergunning van de Regering automatisch.

 

Afdeling 2. - Aanvraag tot hernieuwing van een vergunning
 

Art. 82. Behalve de gegevens die in de vergunningsaanvraag moeten voorkomen met opgave van de voertuigen waarvoor de hernieuwing wordt aangevraagd, gaat de aanvraag tot hernieuwing, op straffe van onontvankelijkheid, vergezeld van de documenten bedoeld in artikel 44.

Art. 83. De aanvraag tot vergunningshernieuwing wordt ingediend en onderzocht volgens de procedure die in de artikelen 80 tot 81 vastligt.
Ze wordt ten vroegste negen maanden en uiterlijk zes maanden voor de vervaldatum van de lopende vergunning ingediend.

 

Afdeling 3. - Aanvraag tot vergunning voor het gebruik van een vervangingsvoertuig
 

Art. 84. De vergunningsaanvragen voor het gebruik van een vervangingsvoertuig in de zin van artikel 23, § 2, van het decreet worden gedurende de uitbating ingediend en bevatten de gegevens en bijlagen bedoeld in artikel 46.

Art. 85. De vergunningsaanvragen voor het gebruik van een vervangingsvoertuig, gedagtekend en ondertekend door de uitbater of door een persoon belast met het dagelijkse bestuur als het om een rechtspersoon gaat, worden samen met de desbetreffende bijlagen door elk nuttig middel aan de Regeringsdiensten gericht.
De Regeringsdiensten gaan na of de aanvraag volledig en juist is. Ze kunnen, desgevallend, de ontbrekende stukken opeisen en de aanvraag of de desbetreffende bijlagen laten aanvullen. Ze kunnen ook van de uitbater verlangen dat hij de voertuigen toont.

Art. 86. De Regering geeft de uitbater kennis van haar beslissing binnen acht dagen na ontvangst van een volledige vergunningsaanvraag.
Indien er geen beslissing aan de uitbater meegedeeld wordt binnen de termijn bedoeld in het vorige lid, dan mag hij zijn vervangingsvoertuig overeenkomstig zijn aanvraag gebruiken.

 

HOOFDSTUK III. - Parkeren
 

Art. 87. De voertuigen gebruikt voor de uitbating van een dienst voor de verhuur van voertuigen met chauffeur mogen slechts geparkeerd worden op de openbare weg of op een privéweg die door het publiek zichtbaar is of voor het publiek toegankelijk is, als ze in dienst zijn, nadat ze het voorwerp zijn geweest van een voorafgaande verhuur in de zetel van de onderneming en waarvan het contract in uitvoering is.
In afwijking van het eerste lid mogen de voertuigen bestemd voor een verhuurdienst van voertuigen met chauffeur in het kader van privégebruik geparkeerd worden op de openbare weg of op een privé-weg die voor het publiek toegankelijk is voor zover de rechter voorzijde ervan voorzien is van een bord met de melding « privégebruik » conform het model opgenomen in bijlage 8/1 bij dit besluit.

HOOFDSTUK IV. - Stopzetting van de activiteit
 

Art. 88. In geval van definitieve stopzetting van de activiteit moeten de uitbaters binnen acht werkdagen de Regeringsdiensten verwittigen en daar voor elk voertuig het in artikel 74 bedoelde vignet en de vergunningsdocumenten inleveren.
De nummerplaat van elk voertuig moet binnen dezelfde termijnen bij de Directie Inschrijving Voertuigen, afgekort D.I.V., ingeleverd worden.

 

TITEL 4. - Collectieve taxidiensten
 

HOOFDSTUK I. - Uitbatingsvoorwaarden
 

Afdeling 1. - Bepalingen betreffende de uitbaters
 

Art. 89. Niemand mag het beroep van uitbater van een collectieve taxidienst uitoefenen zonder te voldoen aan de zedelijkheids-, solvabiliteits- en kwalificatievoorwaarden bedoeld in de artikelen 3 tot 5.
Wanneer de uitbating door een rechtspersoon waargenomen wordt, moeten de voorwaarden inzake zedelijkheid en beroepskwalificatie vervuld worden door de persoon belast met het dagelijks beheer.

Art. 90. De uitbaters mogen bestuurders die niet beschikken over de documenten bedoeld in artikel 11, 1° tot 5°, niet in dienst nemen of laten rijden en moeten nagaan of ze voldoen aan de vereisten inzake zedelijkheid en beroepskwalificatie.

Art. 91. § 1. De uitbaters mogen een collectieve taxidienst alleen op basis van een bestelbon waarnemen. De bestelbons bevestigen de plaatsreservatie, zijn in de volgorde van de reservatie genummerd en bevatten de gegevens opgenomen in het model dat als bijlage 9 bij dit besluit gaat.
§ 2. Het originele bestelbon bevindt zich hetzij aan boord van het voertuig, hetzij op de uitbatingszetel, met een afschrift aan boord van het voertuig.

Art. 92. De uitbaters dienen op de zetel van hun bedrijf een verzameling van de bestelbonnen in de chronologische volgorde van het sluiten ervan te bewaren, en tevens een register te houden waarin dagelijks de voornaamste gegevens i.v.m. alle bestellingen worden opgenomen, alsmede de datum en het uur van de bestelling, het nummer en de prijs ervan.
Die documenten worden bewaard gedurende drie jaar.

Art. 93. De uitbater moet de Regeringsdiensten binnen tien dagen in kennis te stellen van elke wijziging van woonplaats van persoon belast met het dagelijks beheer, van exploitatie- of maatschappelijke zetel, alsook van elke verandering van voertuig.

Afdeling 2. - Bepalingen betreffende de chauffeurs

Art. 94.
De chauffeurs voldoen bestendig aan de zedelijkheids-en beroepskwalificatievereisten bedoeld in de artikelen 66 tot 69.

Art. 95. De chauffeurs die in dienst zijn, moeten in het bezit zijn van de documenten bedoeld in artikel 11, 1° tot 3°.


Art. 96. § 1. Overeenkomstig artikel 31, § 1, 3°, van het decreet moeten de chauffeurs in het bezit zijn van een dagelijks rittenblad voorzien in bijlage 9/1 bij dit besluit of conform die bijlage en opgemaakt op papier van formaat A4 of A5.
Voordat de chauffeur aan zijn dienst begint, worden de volgende gegevens opgeschreven :
1° de identiteit van de uitbater, de naam van de chauffeur, de nummerplaat van het voertuig, het identificatienummer van het voertuig en de datum van gebruik;
2° de kilometerstand op het dashboard in het begin van de dienst;
3° het uur waarop de dienst van de chauffeur begint en, voor de loontrekkende chauffeurs, het voorziene uur waarop de dienst eindigt.
De overige gegevens dienen te worden opgeschreven uiterlijk aan het einde van elke rit.
Het dagelijks rittenblad wordt door de chauffeur ondertekend.
§ 2. Het voertuig kan uitgerust worden met een periferisch toestel waarmee een rittenblad elektronisch opgemaakt kan worden. Het elektronisch opgemaakte rittenblad vermeldt de gegevens vereist in het model opgenomen in bijlage 9/1.
§ 3. De ritbladen worden gedurende drie jaar na de datum van gebruik op de maatschappelijke zetel van de uitbater bewaard en, hetzij per voertuig en per datum, hetzij per chauffeur en per datum gerangschikt.

Art. 97. De chauffeurs moeten voldoen aan de verplichtingen bedoeld in artikel 19, 2° tot 9°.

Art. 98. De chauffeur die een collectieve rit uitvoert, kiest zelf de geschikste en snelste weg, al naar gelang van de bestemmingen.
De chauffeur kan de dienst tussen twee of meer punten van een regelmatige lijn pas waarnemen voor zover een partnerschapsovereenkomst is gesloten met één van de exploitatiemaatschappijen ingesteld bij het decreet van de Waalse Gewestraad van 21 december 1989 betreffende de diensten voor het openbaar vervoer van personen in het Waalse Gewest.

Art. 99. Na elke collectieve rit of aan het einde van een ononderbroken reeks collectieve ritten moeten de chauffeurs het voertuig rechtstreeks en langs de kortste weg naar de maatschappelijke zetel of naar één van de uitbatingszetels van het bedrijf terugbrengen.

Art. 100. De in artikel 22 opgenomen bepalingen betreffende de chauffeurs zijn toepasselijk op de collectieve taxidiensten.

Art. 101. De in artikel 23, 1°, 3°, 4°, 5° en 6°, opgesomde verboden betreffende de taxichauffeurs zijn toepasselijk op de chauffeurs van collectieve taxi's.

 

Afdeling 3. - Bepalingen betreffende de voertuigen
 

Art. 102. § 1. De voor de uitbating van een collectieve taxidienst bestemde voertuigen moeten zich voortdurend in goede staat bevinden en voldoen aan al de vereisten inzake kwaliteit, gemak en properheid, zowel wat het koetswerk als wat het interieur betreft.
§ 2. De leeftijdsgrens van een voor een collectieve taxidienst bestemd voertuig is vastgelegd op zeven jaar.
Na gunstig advies van de Commissie kan de Regering van het eerste lid afwijken als het voertuig aangepast wordt voor het vervoer personen in een rolstoel.
De aanvraag tot afwijking, gedagtekend en ondertekend door de uitbater of door een persoon belast met het dagelijkse bestuur als het om een rechtspersoon gaat, wordt door elk nuttig middel aan de Regeringsdiensten gericht.

Art. 103. Elk voertuig bestemd voor de uitbating van een collectieve taxidienst moet aan de rechter voorzijde en achteraan op een van buiten bestendig zichtbare plaats voorzien zijn van een door de Regeringsdiensten afgeleverd cirkelvormig identificatievignet waarop de afkorting « TC » voorkomt en van het door de Regering toegekend identificatienummer, overeenkomstig het model dat als bijlage 10 bij dit besluit gaat.
Het nummer van het vignet wordt binnen het voertuig weergegeven op een plaats die duidelijk zichtbaar is voor de gebruikers.

Art. 104. Elk voertuig dat voor een collectieve taxidienst bestemd is, moet dwingend voorzien zijn van een nummerplaat met de afkorting « TX », in de zin van het ministerieel besluit van 23 juli 2001 betreffende de inschrijving van voertuigen.
Zodra een voertuig niet meer gebruikt wordt in het kader van de uitbating van de dienst, moet de uitbater de nummerplaat binnen acht werkdagen inleveren bij de Directie Inschrijving Voertuigen, afgekort D.I.V., en de Regeringsdiensten hiervan kennis geven.

Art. 105. Elk voertuig in dienst moet minstens de volgende documenten aan boord hebben :
1° een afschrift van het vergunningsdocument en van het bijgevoegde attest, afgegeven door de Regeringsdiensten overeenkomstig artikel 81, § 2;
2° het originele of een afschrift van de bestelbon voor elke reiziger;
3° het dagelijkse ritblad betreffende de verplaatsingen van het voertuig, bedoeld in artikel 71;
4° een afschrift van de regelgeving betreffende de taxidiensten en de diensten voor de verhuur van voertuigen met chauffeur;
5° het in artikel 27, 4°, bedoeld attest van de verzekeraar waaruit blijkt dat het voertuig verzekerd is voor het bezoldigd vervoer van personen.

Art. 106. De vervangingsvoertuigen bedoeld in artikel 23 van het decreet voldoen aan de volgende voorwaarden :
1° voldoen aan de voorwaarden om een collectieve taxidienst overeenkomstig artikel 102 waar te nemen;
2° aan de buitenkant, enerzijds, vooraan rechts voorzien zijn van het identificatievignet van het voertuig dat het vervangt en, anderzijds, vooraan links voorzien zijn van een vignet met de melding « VERVANGING », overeenkomstig het model dat als bijlage 8 bij dit besluit gaat;
3° alle documenten aan boord hebben die vereist worden voor de uitoefening van een collectieve taxidienst, alsook de vergunningsdocumenten betreffende het gebruik van het vervangingsvoertuig;
4° een in artikel 27, 4°, bedoeld attest van de verzekeraar aan boord hebben waaruit blijkt dat het voertuig verzekerd is voor het bezoldigd vervoer van personen.

 

Afdeling 4. - Bepalingen betreffende de reizigers
 

Art. 107. De in artikel 36 bedoelde verboden voor de reizigers zijn toepasselijk op de collectieve taxidiensten.
 

HOOFDSTUK II. - Vergunningen
 

Afdeling 1. - Aanvraag tot uitbatingsvergunning
 

Art. 108. Elke vergunning voor de uitbating van een collectieve taxidienst moet aangevraagd worden d.m.v. een formulier waarvan het model als bijlage 11 bij dit besluit gaat.

Art. 109. Het formulier gaat vergezeld van de documenten bedoeld in artikel 38.

Art. 110. De vergunningsaanvraag d.m.v. het formulier wordt ingediend en onderzocht volgens de procedure die in de artikelen 80 tot 81 vastligt.

 

Afdeling 2. - Aanvraag tot hernieuwing van een vergunning
 

Art. 111. Elke vergunningshernieuwing wordt aangevraagd d.m.v. het formulier bedoeld in artikel 109.

Art. 112. Het formulier gaat vergezeld van de documenten bedoeld in artikel 44.

Art. 113. De aanvraag tot vergunningshernieuwing wordt ingediend en onderzocht volgens de procedure die in de artikelen 80 tot 81 vastligt.
Ze wordt ten vroegste negen maanden en uiterlijk zes maanden voor de vervaldatum van de lopende vergunning ingediend.

 

Afdeling 3. - Aanvraag tot vergunning voor het gebruik van een vervangingsvoertuig
 

Art. 114. Elke vergunningsaanvraag voor het gebruik van een vervangingsvoertuig wordt gedurende de uitbating ingediend en bevat de gegevens en bijlagen bedoeld in artikel 46.

Art. 115. De vergunningsaanvragen voor het gebruik van een vervangingsvoertuig worden ingediend en onderzocht volgens de procedure bedoeld in de artikelen 85 en 86.

HOOFDSTUK III. - Parkeren

Art. 116.
De voertuigen gebruikt voor de uitbating van een collectieve taxidienst mogen slechts op de openbare weg of op een voor het publiek toegankelijke privéweg stationeren als ze in dienst zijn omdat ze het voorwerp hebben uitgemaakt van een in uitvoering zijnde bestelling.

In afwijking van het eerste lid mogen de voertuigen bestemd voor een collectieve taxidienst in het kader van privégebruik geparkeerd worden op de openbare weg of op een privé-weg die voor het publiek toegankelijk is voor zover de rechter voorzijde ervan voorzien is van een bord met de melding « privégebruik » conform het model opgenomen in bijlage 8/1 bij dit besluit.

IV. - Stopzetting van de activiteit

Art. 117.
In geval van definitieve stopzetting van de activiteit moeten de uitbaters binnen acht werkdagen de Regeringsdiensten verwittigen en daar voor elk voertuig het in artikel 103 bedoelde vignet en de vergunningsdocumenten inleveren.
De nummerplaat van elk voertuig moet binnen dezelfde termijnen bij de Directie Inschrijving Voertuigen, afgekort D.I.V., ingeleverd worden.


TITEL 5. - Vervoersdiensten van algemeen belang :
 

HOOFDSTUK I. - Erkenning
 

Art. 118. De volgende instanties worden ambtshalve erkend om een dienst van algemeen belang in de zin van artikel 1, 4°, van het decreet waar te nemen :
1° de gemeenten, ook als ze handelen krachtens een overeenkomst bedoeld in artikel L1512-1 CDLD;
2° de openbare centra voor maatschappelijk welzijn (O.C.M.W.'s);
3° de autonome gemeentebedrijven;
4° de projectverenigingen tussen gemeenten;
5° de intercommunales;
6° de verenigingen die onder het toepassingsgebied vallen van hoofdstuk XII van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn;
7° de ziekenfondsen zoals georganiseerd bij de wet van 6 augustus 1990 betreffende de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen;
8° de verenigingen zonder winstoogmerk voor zover :
- ze een doelstelling van algemeen belang nastreven;
- ze gesticht zijn door een ziekenfonds, een gemeente of een O.C.M.W. of de mandatarissen van de gemeenten of van een Ocmw in de uitoefening van hun mandaat, of voor zover de gemeente, het O.C.M.W. of hun mandatarissen in de uitoefening van hun mandaat er lid van zijn
- en in rechte of in feite onder hun controle werken.
Dat geldt niet voor de verenigingen zonder winstoogmerk die enkel subsidies van de plaatselijke overheden ontvangen of waarvan sommige mandatarissen ten persoonlijke titel lid zijn, ook al zijn ze lid van hun organen.

Art. 119. Elke erkenningsaanvraag moet, op straffe van onontvankelijkheid, de volgende gegevens en bijlagen bevatten :
1° de volledige identiteit van de instelling, vergezeld van een lijst met de volledige identiteit van elk van de verantwoordelijken en een afschrift van de statuten;
2° de exacte doelstelling van algemeen belang inzake vervoer die door de instelling nagestreefd wordt;
3° de tariefvoorwaarden die op het vervoer toepasselijk zijn in het kader van de ritten van de dienst.

Art. 120. De erkenningsaanvraag wordt gedagtekend en ondertekend door de verantwoordelijke van de instelling en samen met de desbetreffende bijlagen door elk nuttig middel aan de Regeringsdiensten gericht.
Deze diensten gaan na of de aanvraag volledig is en, zo ja, richten door elk nuttig middel een bericht van ontvangst aan de aanvrager.

Art. 121. De Regering geeft de uitbater kennis van haar beslissing binnen dertig dagen na ontvangst van een volledige aanvraag.

Art. 122. De erkenning wordt verleend voor een hernieuwbare duur van drie jaar voor zover de erkenningsvoorwaarden vervuld zijn.

Art. 123. De erkende instelling verbindt zich ertoe de Regeringsdiensten kennis te geven van elke wijziging betreffende haar identiteit, statuten, doelstelling of tariefvoorwaarden.

Art. 124. De Regering kan altijd beslissen de erkenning op te schorten of in te trekken zodra één van die voorwaarden niet vervuld is.


HOOFDSTUK II. - Uitbatingsvoorwaarden
 

Art. 125. Om zijn zedelijkheid te bewijzen moet de chauffeur overeenkomstig artikel 11, 5°, een uittreksel uit het strafregister (afgegeven overeenkomstig artikel 596, eerste lid, van het Wetboek van strafvordering) dat hoogstens drie maanden oud is aan de instelling overleggen of, voor de buitenlandse staatsburgers, elk gelijkwaardig document.
De instelling beoordeelt de zedelijkheid van de chauffeur op basis van het overgelegde document en staat daar borg voor.
De chauffeurs moeten jaarlijks een nieuw uittreksel uit het strafregister (afgegeven overeenkomstig artikel 596, eerste lid, van het Wetboek van strafvordering
) dat hoogstens drie maanden oud is aan de instelling overleggen of, voor de buitenlandse staatsburgers, elk gelijkwaardig document.

Art. 126. De chauffeurs moeten voldoen aan de vereisten waarin artikel 16 voorziet.
De instelling moet nagaan of die voorwaarden vervuld zijn.

Art. 127. Elke vervoersactiviteit waarop deze titel van toepassing is moet gedekt worden door een geschikte verzekeringspolis.
Die dekking kan waargenomen worden door de erkende instelling of door de chauffeur zelf, mits controle door de instelling.

Art. 128. De chauffeurs die in dienst zijn, moeten in het bezit zijn van de documenten bedoeld in artikel 11, 1° en 3°.
De instelling moet die documenten nakijken voor elk van haar chauffeurs jegens wie ze verantwoordelijk is.


Art.129. § 1. De chauffeurs moeten in het bezit zijn van een dagelijks rittenblad waarop o.a. de gegevens bedoeld in het model dat in bijlage 12 bij dit besluit opgenomen is, in onuitwisbare inkt vermeld staan :
Het dagelijks rittenblad wordt door de chauffeur ondertekend.
§ 2. Het voertuig kan uitgerust worden met een periferisch toestel waarmee een rittenblad elektronisch opgemaakt kan worden. Het elektronisch opgemaakte rittenblad vermeldt de gegevens vereist in het model opgenomen in bijlage 12.
§ 3. De ritbladen worden gedurende drie jaar na de datum van gebruik op de zetel van de instelling bewaard en, hetzij per voertuig en per datum, hetzij per chauffeur en per datum gerangschikt.


Art. 130. De instellingen houden op hun zetel een register met het overzicht van elke rit, alsook met de datum en het uur van de bestelling, het nummer en de prijs ervan.
Dat register wordt bewaard gedurende drie jaar.

Art. 131. De instellingen houden een register met :
- de naam, de voornaam, de hoedanigheid of het beroep, de woonplaats en het telefoonnummer van elke chauffeur;
- een afschrift van de identiteitskaart, van het rijbewijs en van het geldig uittreksel uit het strafregister (afgegeven overeenkomstig artikel 596, eerste lid, van het Wetboek van strafvordering
) van elke chauffeur;
- de algemene kenmerken van de door de chauffeurs gebruikte voertuigen, het registratienummer ervan en het bewijs dat ze behoorlijk verzekerd zijn.


HOOFDSTUK III. - Aangifte
 

Art. 132. Elke vervoersactiviteit van algemeen belang moet vooraf bij de Regering aangegeven worden.
De aangifte, gedagtekend en ondertekend, wordt door elk nuttig middel bij de Regeringsdiensten ingediend en bevat de volgende gegevens en bijlagen :
1° de volledige identiteit van de instelling in de zin van artikel 37, 1°;
2° een verklaring op erewoord van de instelling waaruit blijkt dat :
- ze vervoer van algemeen belang in de zin van artikel 1, 4°, van het decreet verricht;
- ze voldoet aan de vereisten waarin deze regelgeving voorziet;
- het geheel van de in de artikelen 129 en 131 bedoelde documenten betreffende de chauffeurs en de voertuigen ter inzage ligt op de zetel van de instelling;
3° eventueel het type reizigers waarop de dienst gericht is;
4° de kilometerprijs of de forfaitaire prijs bepaald door de instelling met inachtneming van de maximumprijs die in artikel 1, 4°, van het decreet vastligt.

Art. 133. De Regeringsdiensten gaan na of de aangifte volledig is en richt door elk nuttig middel een bericht van ontvangst aan de instelling.

Art. 134. Die aangifte wordt om de drie jaar bij de Regeringsdiensten hernieuwd.


TITEL 6. - Sancties
 

HOOFDSTUK I. - Opschorting en intrekking van de vergunningen
 

Art. 135. De vergunning voor de uitbating van een taxidienst, een dienst voor de verhuur van voertuigen met chauffeur of een collectieve taxidienst kan, al naar gelang van het type betrokken dienst, door de bevoegde overheid voor een bepaalde duur opgeschort of definitief ingetrokken worden om de redenen bedoeld in de artikelen 8, § 2, en 22, § 2, van het decreet.
Vooraleer enige maatregel tot tijdelijke opschorting of definitieve intrekking van een vergunning genomen wordt, wordt de betrokken uitbater opgeroepen om door de bevoegde overheid te worden gehoord. De oproepingsbrief vermeldt de grieven die tegen hem worden aangevoerd en laat hem weten dat hij het proceduredossier mag inkijken.
De gemotiveerde beslissing tot tijdelijke opschorting of tot definitieve intrekking van de vergunning wordt door elk nuttig middel met bericht van ontvangst aan de betrokken uitbater betekend binnen tien dagen na het verhoor.
Na afloop van die termijn wordt de overheid geacht definitief af te zien van elke opschorting of intrekking gegrond op de feiten die de betrokken persoon ten laste worden gelegd, behoudens nieuw element.
Binnen acht dagen na kennisgeving van de beslissing tot opschorting of intrekking dient de uitbater de volgende documenten bij de bevoegde overheid in te leveren :
- de vergunningsdocumenten;
- wat betreft de voertuigen die voor een taxidienst bestemd zijn, het vignet bedoeld in artikel 25 indien het door het gemeentebestuur is afgeleverd en, wat betreft de voertuigen die voor een dienst voor de verhuur van voertuigen met chauffeur of voor een collectieve taxidienst bestemd zijn, het identificatievignet bedoeld in de artikelen 74 en 103.
Binnen acht dagen na kennisgeving van de beslissing tot definitieve intrekking dient de uitbater de nummerplaat bij de Directie Inschrijving Voertuigen, afgekort D.I.V., in te leveren.

Art. 136. Elke gemotiveerde beslissing van het college tot tijdelijke opschorting of definitieve intrekking van de vergunning van de uitbater van een taxidienst wordt onmiddellijk aan de Regeringsdiensten meegedeeld.

Art. 137. De uitbater van een taxidienst heeft de mogelijkheid om bij de Regering een beroep in te dienen tegen de door het college genomen beslissing tot opschorting of intrekking.
Het beroep moet worden ingediend binnen vijftien dagen na kennisgeving van de beslissing tot opschorting of intrekking van de vegunning.
De Regering doet uitspraak binnen drie maanden na ontvangst van het beroep.


HOOFDSTUK II. - Administratieve boetes
 

Art. 138. § 1. Overtredingen van het type A begaan door een uitbater :
1° elke uitbating van een taxidienst, een dienst voor de verhuur van voertuigen met chauffeur, een collectieve taxidienst zonder effectieve vergunning afgeleverd door de bevoegde overheid;
2° elke organisatie van een vervoersdienst van algemeen belang zonder erkenning en/of aangifte;
3° elke overtreding van de uitbatingsvoorwaarden betreffende de uitbaters;
4° elke overtreding betreffende de stopzetting van de activiteit;
5° elke overtreding van artikel 19, § 1, 3°, 4°, 7°, van het decreet en van artikel 31, § 1, 2°, van het decreet.
§ 2. Overtredingen van het type B begaan door een chauffeur :
1° elke overtreding van de uitbatingsvoorwaarden betreffende de chauffeurs;
2° elke parkeerovertreding op basis van deze regelgeving;
5° elke overtreding van artikel 19, § 1, 5°, van het decreet en van artikel 31, § 1, 3°, van het decreet.
§ 3. Overtredingen van het type C begaan, al naar gelang van het geval, hetzij door de uitbater, hetzij door de chauffeur :
1° elke overtreding van de uitbatingsvoorwaarden betreffende de voertuigen;
2° elke overtreding van artikel 19, § 1, 2°, 6°, 8°, 9° en 10°, van het decreet en van artikel 31, § 1, 4°, 5° en 6°, van het decreet.
§ 4. Elke overtreding van de uitbatingsvoorwaarden betreffende de reizigers die door een reiziger begaan wordt vormt een overtreding van het type D.

Art. 139. § 1. Een overtreding van het type A, zoals bedoeld in artikel 138, § 1, 1°, wordt gestraft met een administratieve boete van 500 euro en een overtreding van het type A, zoals bedoeld in artikel 138, § 1, 2° tot 5°, wordt gestraft met een administratieve boete van 300 euro.
§ 2. Een overtreding van het type B, zoals bedoeld in artikel 138, § 2, wordt gestraft met een administratieve boete van 100 euro.
§ 3. Een overtreding van het type C, zoals bedoeld in artikel 138, § 3, wordt gestraft met een administratieve boete van 150 euro.
§ 4. Een overtreding van het type D, zoals bedoeld in artikel 138, § 4, wordt gestraft met een administratieve boete van 50 euro.

Art. 140. In geval van herhaling wordt het bedrag van de administratieve boete waarin artikel 139 voorziet verdubbeld, onverminderd artikel 39 van het decreet.


Art. 141. De krachtens artikel 139 bestrafte overtredingen worden door een politieagent of -ambtenaar of een inspecteur van de Regeringsdiensten geconstateerd in een proces-verbaal waarvan een afschrift aan de overtreder overgemaakt wordt binnen vijftien dagen.

Art. 142. § 1. Het proces-verbaal wordt overgemaakt aan de afgevaardigd ambtenaar die door de Regering aangewezen wordt.
§ 2. De administratieve sanctie wordt door de afgevaardigd ambtenaar opgelegd.
§ 3. Alvorens een administratieve boete vast te leggen, verwittigt de afgevaardigd ambtenaar betrokken persoon bij ter post aangetekend schrijven binnen dertig dagen na de vaststelling bedoeld in artikel 141.
Het aangetekend schrijven bevat de volgende gegevens :
1° de weerhouden grief (grieven);
2° het bedrag van de overwogen boete;
3° het feit dat de overtreder binnen twintig dagen na ontvangst van het aangetekend schrijven de mogelijkheid heeft om zijn verweermiddelen schriftelijk uiteen te zetten en mag vragen om door de afgevaardigd ambtenaar te worden gehoord ten einde zijn verweermiddelen mondeling voor te dragen; indien de overtreder tijdens zijn verhoor door een derde begeleid of vertegenwoordigd wenst te worden, voegt hij een afschrift van diens identiteitskaart bij zijn verzoek om gehoord te worden, behalve als de derde advocaat is;
4° de plaats waar en de dagen en uren waarop het dossier ingekeken kan worden.
De afgevaardigd ambtenaar bepaalt desgevallend de dag waarop betrokkene erom verzocht wordt zijn verweermiddelen mondeling voor te dragen.
§ 4. Het verhoor vindt plaats uiterlijk zestig werkdagen na verzending van het aangetekend schrijven bedoeld in § 3. De afgevaardigd ambtenaar maakt een proces-verbaal van verhoor op en verzoekt betrokken persoon erom het te ondertekenen, desgevallend nadat hij er zijn opmerkingen in opgeschreven heeft.

Art. 143. § 1. De afgevaardigd ambtenaar legt het bedrag van de administratieve boete bij een gemotiveerde beslissing vast en geeft betrokken persoon hiervan kennis binnen zestig dagen na kennisgeving van het aangetekend schrijven aan de overtreder of, in geval van verzoek om verhoor, binnen zestig dagen na de datum waarop de overtreder of diens vertegenwoordiger gehoord werd of had moeten worden. Na afloop van die termijn wordt de afgevaardigd ambtenaar geacht definitief af te zien van elke boete gegrond op de feiten die betrokken persoon ten laste worden gelegd, behoudens nieuw element.
§ 2. De beslissing wordt bij ter post aangetekend schrijven met bericht van ontvangst aan de overtreder betekend.
§ 3. De beslissing vermeldt de naam en het nummer van de rekening waarop het bedrag gestort moet worden.
§ 4. De overtreder betaalt het opgeëiste bedrag binnen dertig dagen na kennisgeving van de beslissing.
§ 5. Bij gebrek aan betaling binnen de termijn bedoeld in § 4, levert de afgevaardigd ambtenaar binnen zestig dagen na afloop van die termijn een dwangbevel af, verklaart het uitvoerbaar en geeft er de overtreder kennis van bij ter post aangetekend schrijven met bericht van ontvangst.

Art. 144. In de kennisgeving van de beslissing waarbij de afgevaardigd ambtenaar een administratieve boete oplegt, wordt gewag gemaakt van de mogelijkheid om een beroep bij de politierechtbank in te stellen en van de termijn waarin het beroep uitgeoefend kan worden, overeenkomstig artikel 39, § 3, van het decreet.

Art. 145. Er mag geen administratieve boete opgelegd worden aan een persoon die voor dezelfde feiten het voorwerp is geweest van strafrechtelijke vervolgingen ingesteld op basis van artikel 38 van het decreet, zelfs als ze tot een buitenvervolgingstelling of een vrijspraak geleid hebben.

 

TITEL 7. - Overgangs- en slotbepalingen
 

HOOFDSTUK I. - Overgangsbepalingen
 

Art. 146. De vergunningen voor de uitbating van een taxidienst afgeleverd voor de inwerkingtreding van dit besluit en de desbetreffende uitbatingsvoorwaarden blijven van toepassing tot de vervaldatum ervan.

Art. 147. Alle taxivoertuigen in dienst voor de datum van inwerkingtreding van dit besluit moeten voldoen aan de registratievoorwaarde bedoeld in artikel 26 wanneer de uitbater zijn aanvraag tot vergunningshernieuwing indient.

In afwijking van het eerste lid, mogen de uitbaters die voor 8 september 2009 een gepersonaliseerde plaat hebben aangeschaft in het kader van de uitbating van een verhuurdienst van voertuigen met chauffeur die plaat behouden zolang ze geldig is.

Art. 148. De chauffeurs beschikken over een termijn van zes maanden om te voldoen aan de bepalingen van de artikelen 10 en 11 van dit besluit.

Art. 149. Wanneer het aantal vergunde toestellen voor de uitbating van een taxidienst op het grondgebied van een gemeente het toegelaten aantal overschrijdt, moet in het kader van de toepassing van artikel 51 een evenredige vermindering, naar de bovenste eenheid afgerond, door die gemeente uitgevoerd worden om het toegelaten aantal voertuigen naar verhouding te verminderen.
Die vermindering wordt na afloop van elke vergunning toegepast bij de hernieuwingsaanvraag van de uitbater.

 

HOOFDSTUK II. - Slotbepalingen
 

Art. 150. Het decreet en dit besluit treden in werking de dag waarop ze in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt worden.

Art. 151. De Minister van Vervoer is belast met de uitvoering van dit besluit.


Opmerking : De artikelen 13, 22 en 27 treden in werking binnen een termijn van achttien maanden die ingaat op de datum van inwerkingtreding van dit besluit (van 11 juli 2013 - BS 19 augustus 2013) zijnde 29 februari 2015.

Namen, 3 juni 2009.
De Minister-President,
R. DEMOTTE
De Minister van Huisvesting, Vervoer en Ruimtelijke Ontwikkeling,
A. ANTOINE

 

Bijlagen (aanvraagformulieren vergunningen, model huurovereenkomst VVB, enz.)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Top