Onmiddellijke aangifte van tewerkstelling
Publicatie : 2001-08-09 |
MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN, VOLKSGEZONDHEID EN LEEFMILIEU MINISTERIE VAN TEWERKSTELLING EN ARBEID |
11 JULI 2001. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 22 februari 1998 tot invoering van een onmiddellijke aangifte van tewerkstelling, met toepassing van artikel 38 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels
ALBERT II, Koning der Belgen,
Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels, inzonderheid op artikel 38;
Gelet op het koninklijk besluit van 22 februari 1998 tot invoering van een onmiddellijke aangifte van tewerkstelling, met toepassing van artikel 38 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels, inzonderheid op artikel 1, gewijzigd bij de wet van 23 november 1998 en bij de wet van 23 maart 1999, en op artikel 2, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 16 oktober 1998, het koninklijk besluit van 25 oktober 1999 en de wet van 23 november 1998;
Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 24 april 2001;
Gelet op het advies van het Beheerscomité van de Rijksdienst voor sociale zekerheid van 27 april 2001;
Gelet op het besluit van de Ministerraad van 4 mei 2001, over het verzoek aan de Raad van State om advies te geven binnen een termijn van een maand;
Gelet op het advies nr. 31.647/1 van de Raad van State, gegeven op 7 juni 2001, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op de voordracht van Onze Minister van Werkgelegenheid en van onze Minister van Sociale Zaken en Pensioenen, en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers,
Hebben Wij besloten en besluiten Wij:
Artikel 1. In artikel 1 van het koninklijk besluit van 22 februari 1998 tot invoering van een onmiddellijke aangifte van tewerkstelling, met toepassing van artikel 38 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels, gewijzigd bij de wetten van 23 november 1998 en 23 maart 1999, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° § 1, wordt vervangen als volgt:
« § 1. Dit besluit is van toepassing op:
a) de werkgevers die ressorteren onder het Paritair Comité voor het bouwbedrijf, voor hun arbeiders en bedienden;
b) de werkgevers die ressorteren onder het Paritair Comité voor het vervoer, voor hun arbeiders en bedienden;
c) de werkgevers die ressorteren onder het Paritair Comité voor de uitzendarbeid, voor hun arbeiders en bedienden, met uitzondering van de uitzendkrachten.
d) de werkgevers die daartoe de wil te kennen geven aan de instelling die belast is met de inning van de sociale zekerheidsbijdragen en die door deze instelling toegelaten worden de aangiften, bedoeld in dit besluit, te verrichten.
De instelling stelt de nadere regelen vast waaronder de werkgever toegelaten wordt deze aangiften te verrichten. »
2° § 2 wordt opgeheven.
Art. 2. In artikel 2 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de wet van 23 november 1998 en de koninklijke besluiten van 16 oktober 1998 en 25 oktober 1999, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° §1bis wordt vervangen als volgt:
« § 1bis. Samen met de gegevens opgesomd in § 1 deelt de werkgever die ressorteert onder het Paritair Comité voor het bouwbedrijf de volgende gegevens mee:
a) de nummers van de kaarten, bedoeld in artikel 137, § 4, tweede lid van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering;
b) een aanduiding van de hoedanigheid van de werknemer, indien het gaat om personen bedoeld in artikel 4 van het koninklijk besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders. »
2° Een § 1ter wordt ingevoegd, luidend als volgt :
« § 1ter. Samen met de gegevens opgesomd in § 1 en § 1bis deelt de werkgever voor de personen, bedoeld in artikel 120 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, de volgende gegevens mee:
a) een aanduiding van de hoedanigheid van de student;
b) het adres van de plaats van de uitvoering van de overeenkomst, indien dit adres verschilt van het adres waaronder de werkgever is ingeschreven bij de instelling;
c) de datum van het einde van de uitvoering van de overeenkomst. »
3° § 2 wordt aangevuld als volgt:
« , behalve indien deze datum niet verschilt van de datum bedoeld in § 1ter. »
Art. 3. Dit besluit treedt in werking op 1 oktober 2001.
Art. 4. Onze Minister van Werkgelegenheid en Onze Minister van Sociale Zaken en Pensioenen zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 11 juli 2001.
ALBERT
Van Koningswege:
De Minister van Werkgelegenheid,
Mevr. L. ONKELINX
De Minister van Sociale Zaken en Pensioenen,
F. VANDENBROUCKE