Besluit tot compensatie vervoer van personen met een handicap of een ernstig beperkte mobiliteit
Publicatie : 2013-11-04
VLAAMSE OVERHEID
11 OKTOBER 2013. - Besluit van de Vlaamse Regering tot compensatie van de openbaredienstverplichting tot het vervoer van personen met een handicap of een ernstig beperkte mobiliteit
De Vlaamse Regering,
Gelet op artikel 20 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen;
Gelet op het decreet van 21 december 2012 tot compensatie van de openbaredienstverplichting tot het vervoer van personen met een handicap of een ernstig beperkte mobiliteit, artikel 5, 6, 7, 8, 9, 10, en 11;
Gelet op het besluit 2012/21/EU van 20 december 2011 van de commissie betreffende de toepassing van artikel 106, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op staatssteun in de vorm van compensatie voor de openbare dienst, verleend aan bepaalde met het beheer van diensten van algemeen economisch belang belaste ondernemingen;
Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting gegeven op 7 juni 2013;
Gelet op advies 53.539/3 van de Raad van State, gegeven op 12 juli 2013 met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Op voorstel van de Vlaamse minister van Mobiliteit en Openbare werken;
Na beraadslaging,
Besluit :
HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen
Artikel 1. In dit besluit wordt verstaan onder :
1° administratie : de afdeling Beleid Mobiliteit en Verkeersveiligheid van het Departement Mobiliteit en Openbare Werken;
2° decreet van 21 december 2012 : het decreet van 21 december 2012 tot compensatie van de openbaredienstverplichting tot het vervoer van personen met een handicap of een ernstig beperkte mobiliteit;
3° gebruiker : de persoon met een handicap of een ernstig beperkte mobiliteit die op basis van de openbaredienstverplichting vervoerd wordt door een vervoerder;
4° kandidaat-vervoerder : een organisatie die zich naar aanleiding van een oproep tot kandidatuurstelling kandidaat heeft gesteld om te worden belast met de openbaredienstverplichting;
5° lijst met vervoerders : de lijst, vermeld in artikel 5, eerst lid van het decreet van 21 december 2012, die de vervoerders bevat die belast zijn met de uitvoering van de openbaredienstverplichting;
6° minister : de Vlaamse minister, bevoegd voor het mobiliteitsbeleid en het vervoer;
7° openbaredienstverplichting : de openbaredienstverplichting, vermeld in artikel 5, tweede lid, van het decreet van 21 december 2012, waarmee de gecompenseerde vervoerders worden belast;
8° oproep tot kandidatuurstelling : de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad, vermeld in artikel 7, waarmee organisaties opgeroepen worden om zich kandidaat te stellen om te worden belast met de openbaredienstverplichting;
9° overleg : het overleg binnen het overlegorgaan, vermeld in artikel 8, vierde lid, van het decreet van 21 december 2012;
10° overlegorgaan : het overlegorgaan, vermeld in artikel 8, vierde lid, van het decreet van 21 december 2012;
11° vervoersgebied : de gemeenten waarvoor de vervoerder wordt belast met de openbaredienstverplichting en waar het merendeel van de gebruikers die hij vervoert, wonen of verblijven.
De minister kan nader bepalen wat in dit besluit wordt verstaan onder rolstoel.
Art. 2. De bedragen, vermeld in dit besluit, worden ieder jaar in de maand januari geïndexeerd volgens de index van de consumptieprijzen op basis van de volgende formule : het bedrag wordt vermenigvuldigd met het indexcijfer van de maand november van het voorgaande jaar en gedeeld door het indexcijfer van de maand januari van het jaar 2014.
HOOFDSTUK 2. - Lijst met vervoerders die belast worden met de uitvoering van de openbaredienstverplichting
Afdeling 1. - Algemene bepalingen
Art. 3. De openbaredienstverplichting wordt opgelegd voor een periode van vijf jaar.
Om de continuïteit van de dienstverlening te verzekeren, bepaalt de minister de datum waarop de openbaredienstverlening aanvangt.
Art. 4. De openbaredienstverplichting wordt opgelegd voor één of meer vervoersgebieden, zoals opgelijst in de bijlage 1 die bij dit besluit is gevoegd.
De minister kan de vervoersgebieden, opgelijst in de bijlage 1 die bij dit besluit is gevoegd, herschikken in functie van de vraag en het aanbod of om de dienstverlening te optimaliseren.
Art. 5. Een kandidaat-vervoerder kan alleen in de lijst met vervoerders worden opgenomen als hij :
1° in orde is met de fiscale en sociale lasten;
2° het vervoer, overeenkomstig artikel 5, tweede lid, van het decreet van 21 december 2012, aanbiedt aan alle personen met een handicap of een ernstig beperkte mobiliteit die wonen in het vervoersgebied waarvoor hij een aanvraag indient;
3° vervoer aanbiedt tegen de tarieven, vermeld in artikel 25;
4° vervoer aanbiedt dat voldoet aan de minimale voorwaarden, vermeld in het decreet van 21 december 2012 en dit besluit.
Afdeling 2. - Opstellen van de lijst met vervoerders
Art. 6. De minister stelt de lijst met vervoerders op.
Art. 7. Kandidaat-vervoerders kunnen met de openbaredienstverplichting worden belast nadat een oproep tot kandidatuurstelling in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt. Als de openbaredienstverplichting van een vervoerder in een vervoersgebied afloopt, wordt de oproep tot kandidatuurstelling ten laatste zes maanden voor de einddatum van de openbaredienstverplichting in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt.
De oproep tot kandidatuurstelling vermeldt :
1° de termijn, die niet korter kan zijn dan één maand vanaf de datum van bekendmaking in het Belgisch Staatsblad, waarbinnen kandidaat-vervoerders een aanvraag kunnen indienen;
2° het vervoersgebied of de vervoersgebieden waarvoor een vervoerder zal worden belast met de openbaredienstverplichting;
3° het totale budget waarvoor in het eerste jaar van de openbaredienstverplichting maximale jaarlijkse compensaties conform artikel 18 zullen worden toegestaan.
Art. 8. Uiterlijk op de datum, vermeld in de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad, dient de kandidaat-vervoerder met een aangetekende brief bij de administratie een aanvraag in om op de lijst met vervoerders te worden geplaatst. De aanvraag bevat :
1° de voor- en achternaam of benaming en het ondernemingsnummer van de kandidaat-vervoerder;
2° het adres van de kandidaat-vervoerder;
3° het vervoersgebied waarop de aanvraag betrekking heeft;
4° de doelgroep waarvoor de kandidaat-vervoerder, overeenkomstig artikel 5, eerste lid, 2°, de dienstverlening zal aanbieden;
5° een lijst van de voor de openbaredienstverplichting inzetbare voertuigen, inclusief kentekens van de voertuigen, en een opsomming van de aanpassingen die werden aangebracht voor het vervoer van personen met een handicap of een ernstig beperkte mobiliteit;
6° de goedgekeurde balans en jaarrekening van het voorgaande boekjaar;
7° een realistische raming van de vermoedelijke compensaties waarop de kandidaat-vervoerder verwacht het eerste jaar van de openbaredienstverplichting recht te hebben;
8° een overzicht van de tarieven die gehanteerd zullen worden voor de uitvoering van de openbaredienstverplichting;
9° het realistische percentage rolstoelgebruikers dat de kandidaat-vervoerder verwacht te zullen vervoeren;
10° de tijdstippen waarop het vervoer wordt aangeboden;
11° de openingstijden van de centrale;
12° het aantal uren opleiding dat de bestuurders hebben gevolgd of zullen volgen.
De aanvraag, vermeld in het eerste lid, heeft betrekking op één vervoersgebied als vermeld in artikel 4, tweede en derde lid. Een kandidaat-vervoerder kan per vervoersgebied slechts één aanvraag indienen.
De minister stelt het model van aanvraagformulier vast.
Art. 9. Per vervoersgebied, vermeld in de oproep tot kandidatuurstelling, wordt een lijst van kandidaat-vervoerders opgesteld. Op de lijst van kandidaat-vervoerders wordt de rangschikking van de kandidaat-vervoerders bepaald aan de hand van een score die de kandidaat-vervoerders krijgen voor de volgende criteria :
1° het gemiddelde tarief dat aan de gebruiker in een rolstoel zal worden aangerekend per gereden kilometer tot en met 25 kilometer;
2° het gemiddeld tarief dat aan de gebruiker zonder rolstoel zal worden aangerekend per gereden kilometer tot en met 25 kilometer;
3° het realistische percentage gebruikers met een rolstoel dat de kandidaat-vervoerder verwacht te zullen vervoeren;
4° de kwaliteit van de dienstverlening.
Voor het eerste lid, 1°, geeft het minimumtarief voor een gebruiker in een rolstoel, vermeld in artikel 25, eerste lid, 1°, b), recht op 50 punten. Het maximumtarief resulteert in een score van 0 punten. De kandidaat-vervoerders krijgen een score pro rata van het gehanteerde tarief.
Voor het eerste lid, 2°, geeft het minimumtarief voor een gebruiker zonder rolstoel, vermeld in artikel 25, eerste lid, 2°, b), recht op 10 punten. Het maximumtarief resulteert in een score van 0 punten. De kandidaat-vervoerders krijgen een score pro rata van het gehanteerde tarief.
Voor het percentage gebruikers met een rolstoel, vermeld in het eerste lid, 3°, bedraagt de maximumscore 20 punten. De kandidaat-vervoerders krijgen een score pro rata van het percentage gebruikers dat ze met een rolstoel vervoeren.
Voor de kwaliteit van de dienstverlening, vermeld in het eerste lid, 4°, kan de kandidaat-vervoerder een maximumscore van 20 punten behalen. De kwaliteit van de dienstverlening wordt beoordeeld aan de hand van de volgende elementen :
1° de tijdstippen waarop het vervoer wordt aangeboden boven op de minimale uren, vermeld in artikel 21;
2° de extra openingstijden van de centrale, boven op de minimale openingstijden, vermeld in artikel 22;
3° het aantal uren opleiding, vermeld in artikel 24, dat de bestuurders hebben gevolgd of zullen volgen.
De totale score van de kandidaat-vervoerder, die bestaat uit de optelsom van de punten die de kandidaat-vervoerder heeft behaald voor de criteria, vermeld in het eerste lid, bepaalt de volgorde van de kandidaat-vervoerders op de lijst van kandidaat-vervoerders.
Art. 10. § 1. Met behoud van de toepassing van artikel 4 worden per vervoersgebied, achtereenvolgens op basis van het hoogste inwonersaantal, de best gerangschikte kandidaat-vervoerders geselecteerd om in de lijst met vervoerders te worden opgenomen.
§ 2. In afwijking van paragraaf 1 wordt, tenzij er zich geen kandidaat-vervoerders hebben aangeboden, minimaal één vervoerder in de lijst met vervoerders opgenomen in een vervoersgebied waar, binnen het jaar voorafgaand aan de dag van de oproep tot kandidatuurstelling, een vervoerder was belast met de openbaredienstverplichting of een organisatie werd gesubsidieerd door de Vlaamse Gemeenschap voor het vervoer van personen met een handicap of een ernstig beperkte mobiliteit.
Als de minister, overeenkomstig artikel 4, tweede lid, de vervoersgebieden heeft herschikt, wordt voor het tweede lid rekening gehouden met de onderlinge gemeenten die deel uitmaken van de vervoersgebieden.
§ 3. Het totale aantal vervoerders dat wordt opgenomen in de lijst is afhankelijk van de door het Vlaams Parlement goedgekeurde kredieten en de som van de maximale jaarlijkse compensaties, vastgesteld op de wijze, vermeld in artikel 18.
Art. 11. Uiterlijk binnen een termijn van twee maanden na de datum van uiterste indiening van de aanvragen van de kandidaat-vervoerders, vermeld in artikel 8, eerste lid, wordt de lijst met vervoerders in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt.
De bekendmaking in het Belgisch Staatsblad vermeldt :
1° de voor- en achternaam of benaming van de vervoerder;
2° de contactgegevens van de vervoerder;
3° het vervoersgebied of de vervoersgebieden waarvoor de vervoerder wordt belast met de openbaredienstverplichting;
4° de start- en einddatum van de openbaredienstverplichting.
De administratie brengt de vervoerders die belast werden met de uitvoering van de openbaredienstverplichting op de hoogte van de selectie.
Afdeling 3. - Schrappen van een vervoerder
Art. 12. Een vervoerder die werd belast met de openbaredienstverplichting en die stopt met het vervoer van personen met een handicap of een ernstig beperkte mobiliteit, wordt van de lijst met vervoerders geschrapt.
Art. 13. De minister kan een vervoerder die met de uitvoering van de openbaredienstverplichting belast is, schrappen van de lijst met vervoerders als blijkt dat hij onrechtmatig werd belast met de openbaredienstverplichting. De vervoerder werd onrechtmatig belast met de openbaredienstverplichting als :
1° de vervoerder niet voldoet aan de voorwaarden, vermeld in artikel 5;
2° de vervoerder de gemiddelde tarieven, die hij aangaf in zijn aanvraag, vermeld in artikel 8, niet hanteert;
3° het opgegeven realistische percentage gebruikers met een rolstoel, dat hij aangaf in zijn aanvraag, vermeld in artikel 8, manifest onrealistisch blijkt te zijn;
4° de vervoerder de kwaliteit van de dienstverlening, die hij aangaf in zijn aanvraag, vermeld in artikel 8, niet bereikt.
De minister kan een vervoerder alleen van de lijst met vervoerders schrappen nadat de vervoerder schriftelijk op de hoogte werd gebracht van de motieven van de voorgenomen schrapping. Vanaf de datum van verzending van de brief met de motieven beschikt de vervoerder over een termijn van 30 dagen om zijn verweermiddelen schriftelijk te doen gelden. Alleen als de verweermiddelen ongegrond blijken te zijn of als de vervoerder zijn verweermiddelen niet binnen de gestelde termijn doet gelden en voor zover de aanleiding van de schrapping niet eenvoudig kan worden verholpen overeenkomstig het derde lid, kan de minister tot de effectieve schrapping van de vervoerder overgaan.
Als de aanleiding voor de schrapping eenvoudig kan worden verholpen, kan de vervoerder een remediëringsplan voorstellen. Het remediëringsplan wordt opgesteld in samenspraak met de minister en heeft tot doel om binnen een vastgelegde termijn ervoor te zorgen dat de vervoerder opnieuw voldoet aan de voorwaarden, vermeld in artikel 5. Als de vervoerder na het verstrijken van de vastgelegde termijn nog steeds niet voldoet aan alle voorwaarden, vermeld in artikel 5, kan de minister overgaan tot een schrapping op de wijze, vermeld het tweede lid.
Art. 14. Als een vervoerder van de lijst met vervoerders wordt geschrapt en er daardoor geen vervoerder meer is belast met de openbaredienstverplichting in één of meer vervoersgebieden, zal de minister een nieuwe vervoerder belasten met de openbaredienstverplichting in het desbetreffende vervoersgebied.
De selectie van de vervoerder die wordt belast met de openbaredienstverplichting, gebeurt conform de bepalingen van afdeling 2.
Art. 15. Als een vervoerder van de lijst met vervoerders wordt geschrapt, bepaalt de minister, rekening houdend met de reden van de stopzetting en met het feit of er een nieuwe vervoerder moet worden belast met de openbaredienstverplichting, de datum van effectieve stopzetting van de dienstverlening.
Ongeacht de reden van de schrapping brengt de vervoerder de gebruikers een maand vooraf schriftelijk op de hoogte van de datum van stopzetting. Als er in hetzelfde vervoersgebied een andere vervoerder met de openbaredienstverplichting werd belast, bezorgt hij de contactgegevens van die andere vervoerder aan de gebruikers.
De vervoerder die niet voldoet aan de verplichtingen, vermeld in het tweede lid, verliest het recht op compensaties voor het laatste kwartaal van de dienstverlening.
HOOFDSTUK 3. - Compensatie
Afdeling 1. - Berekening van de compensatie
Art. 16. Overeenkomstig artikelen 6, eerste lid en 7 van het decreet van 21 december 2012, kunnen alleen de vervoerders die voorkomen op de lijst met vervoerders een compensatie aanvragen voor het vervoer van personen met een handicap of een ernstig beperkte mobiliteit.
Art. 17. Het aantal kilometer wordt berekend volgens de snelste route met een routeplanner naar keuze. Voor de berekening van de compensatie wordt maximaal rekening gehouden met 50 kilometer.
Tot en met 25 kilometer bedraagt de compensatie :
1° 1,50 euro per gereden kilometer als alleen een gebruiker in een rolstoel wordt vervoerd;
2° 3 euro per gereden kilometer als twee of meer gebruikers in een rolstoel worden vervoerd, ongeacht het aantal gebruikers zonder rolstoel;
3° 50 eurocent per gereden kilometer als alleen een gebruiker zonder rolstoel wordt vervoerd;
4° 1 euro per gereden kilometer als twee of meer gebruikers zonder rolstoel worden vervoerd;
5° 2 euro per gereden kilometer als een gebruiker met een rolstoel en een of meer gebruikers zonder rolstoel worden vervoerd .
Vanaf 26 kilometer tot en met 50 kilometer bedraagt de compensatie :
1° 75 eurocent per gereden kilometer als alleen een gebruiker in een rolstoel wordt vervoerd;
2° 1,50 euro per gereden kilometer als twee of meer gebruikers in een rolstoel worden vervoerd, ongeacht het aantal gebruikers zonder rolstoel;
3° 25 eurocent per gereden kilometer als alleen een gebruiker zonder rolstoel wordt vervoerd;
4° 50 eurocent per gereden kilometer als twee of meer gebruikers zonder rolstoel worden vervoerd;
5° 1 euro per gereden kilometer als een gebruiker met een rolstoel en een of meer gebruikers zonder rolstoel worden vervoerd.
Voor ritten waarvan de totale afstand maximaal 6 kilometer bedraagt, wordt de totale compensatie, berekend op de wijze, vermeld in het eerste lid, vermeerderd met 1 euro.
Art. 18. Met uitzondering van het laatste jaar waarop de openbaredienstverplichting van toepassing is, dienen de vervoerders die belast werden met de openbaredienstverplichting, jaarlijks uiterlijk op 1 november een raming in van het bedrag van de compensatie waarop ze verwachten recht te zullen hebben in het daaropvolgende kalenderjaar.
Op basis van de raming, vermeld in het eerste lid, bepaalt de minister jaarlijks de maximale jaarlijkse compensatie voor iedere vervoerder. De minister brengt de vervoerder schriftelijk op de hoogte van de maximale jaarlijkse compensatie.
Afdeling 2. - Compensatievoorwaarden
Art. 19. Een uitgevoerde rit geeft alleen recht op compensaties als voldaan is aan de voorwaarden, vermeld in dit hoofdstuk.
Onderafdeling 1. - De voertuigen
Art. 20. De voertuigen die voor het gecompenseerd vervoer worden ingezet, zijn minimaal voorzien van :
1° een plaats die beschikt over een specifiek verankeringssysteem voor rolstoelen;
2° een oprijplaat, lift of enig ander systeem dat het voertuig vlot toegankelijk maakt voor rolstoelgebruikers;
3° banden die aangepast zijn aan de weersomstandigheden.
De aanpassing van het voertuig wordt gekeurd overeenkomstig de wettelijke bepalingen.
Onderafdeling 2. - De dienstverlening
Art. 21. Het vervoer wordt minimaal aangeboden :
1° op werkdagen van 7 tot 22 uur;
2° op zaterdagen en, zon- en feestdagen van 8 tot 20 uur.
Het vervoer beperkt zich niet tot een bepaalde categorie van personen met een handicap of een ernstig beperkte mobiliteit.
Art. 22. De centrale, die belast is met de reservatie van de ritten, is elke werkdag bereikbaar tussen 9 uur 12 uur en tussen 13 uur en 16 uur.
De reservatie kan zowel telefonisch, per fax als elektronisch.
De vervoerder kan aan de gebruikers een minimale reservatietermijn opleggen die moet verstrijken tussen de reservatie van de rit en de uitvoering van de rit. Die termijn kan evenwel niet meer dan twee werkdagen bedragen.
Art. 23. De vervoerder zorgt ervoor dat de wachttijden voor de gebruiker zo beperkt mogelijk blijven.
Voor het gegroepeerd vervoer, vermeld in artikel 7, § 2, eerste lid, 4°, van het decreet van 21 december 2012, kan afgeweken worden van het gevraagde tijdstip van vertrek. De afwijking kan niet meer bedragen dan 15 minuten. Een gewijzigde route vanwege het gegroepeerd vervoer kan niet leiden tot een vertraging van meer dan 30 minuten. Als het gegroepeerd vervoer een wijziging van het gevraagde tijdstip van vertrek of aankomst tot gevolg heeft, brengt de vervoerder de gebruiker daarvan onmiddellijk op de hoogte.
Art. 24. Voor ze effectief gebruikers kunnen vervoeren, volgen de bestuurders een opleiding van minimaal 35 uur. De vervoerder zorgt voor de opleiding, die bestaat uit een theoretisch en een praktisch gedeelte.
Bovendien volgen de bestuurders een permanente vorming van minimaal zes uur per jaar.
De minister kan de vereiste vakkennis bepalen.
Art. 25. Bij de uitvoering van de openbaredienstverplichting kan de vervoerder aan de gebruiker alleen de tarieven aanrekenen die hij aan de administratie heeft bezorgd in zijn aanvraag om op de lijst, vermeld in artikel 3, te worden geplaatst als vermeld in artikel 7. Die bedragen die de vervoerder kan aanrekenen voor het vervoer, bedragen :
1° voor een gebruiker met rolstoel :
a) minimaal 0 euro en maximaal 2 euro als instapgeld;
b) minimaal 0 euro en maximaal 1 euro per gereden kilometer tot en met 25 kilometer;
c) minimaal 0 euro en maximaal 1,75 euro per gereden kilometer vanaf 26 kilometer tot en met 50 kilometer;
2° voor een gebruiker zonder rolstoel :
a) minimaal 0 euro en maximaal 2 euro instapgeld;
b) minimaal 65 eurocent en maximaal 1,50 euro per gereden kilometer tot en met 25 kilometer;
c) minimaal 90 eurocent en maximaal 1,75 euro per gereden kilometer vanaf 26 kilometer tot en met 50 kilometer.
Vanaf 51 kilometer kan de vervoerder het tarief per gereden kilometer vrij bepalen.
De vervoerder kan geen andere vergoedingen aan de gebruiker aanrekenen dan de vergoedingen, vermeld in het eerste en het tweede lid.
Art. 26. Een persoon die beschikt over een kaart Kosteloze Begeleider, uitgereikt door de NMBS, of een vergelijkbare officiële begeleiderskaart, een assistentiehond of blindengeleidehond wordt voor het volledige traject gratis vervoerd als hij een gebruiker begeleidt. De vervoerder ontvangt geen compensatie als vermeld in artikel 17, voor het vervoer van de begeleider, assistentiehond of blindengeleidehond.
Afdeling 3. - Aanvraag tot compensatie
Art. 27. Iedere maand of ieder kwartaal kan de vervoerder een aanvraag tot compensatie indienen. De aanvraag wordt met een gewone brief, met een aangetekende brief of elektronisch aan de administratie bezorgd.
In de aanvraag voor het verkrijgen van compensaties vermeldt de vervoerder de volgende gegevens :
1° de voor- en achternaam of benaming van de aanvrager;
2° het ondernemingsnummer van de aanvrager;
3° het adres van de aanvrager;
4° de contactgegevens van de aanvrager;
5° het vervoersgebied waarop de aanvraag betrekking heeft;
6° het totale bedrag van de compensatie;
7° het bankrekeningnummer waarop de compensatie wordt gestort;
8° de gehanteerde tarieven;
9° een overzicht van de bestuurders die worden ingezet bij de uitvoering van de openbaredienstverplichting;
10° de gegevens en de uitrusting van de voertuigen die ingezet worden voor de openbaredienstverplichting;
11° de dagen en uren waarop de voertuigen ingezet worden;
12° de contactgegevens en openingstijden van de centrale.
Bij de aanvraag voegt de vervoerder per voertuig een tabel met een overzicht van de uitgevoerde ritten. In die tabel worden de volgende elementen opgenomen :
1° de datum waarop de rit werd uitgevoerd;
2° het adres en tijdstip van vertrek;
3° het adres en tijdstip van aankomst;
4° het aantal betalende rolstoelgebruikers;
5° het aantal betalende personen met een handicap of ernstig beperkte mobiliteit die niet in de eigen rolstoel vervoerd worden;
6° het totale bedrag dat werd betaald door de gebruiker;
7° de gereden kilometers, berekend volgens de snelste route met een routeplanner naar keuze;
8° het bedrag voor een korte rit, vermeld in artikel 17, vierde lid;
9° de totale compensatie voor de rit.
De schuldvordering voor de totale compensatie omvat de optelsom van de compensaties voor elke uitgevoerde rit.
Als de vervoerder voor het desbetreffende vervoersgebied al eerder een aanvraag tot het verkrijgen van compensaties heeft ingediend en de gegevens, vermeld in het tweede lid, zijn ongewijzigd gebleven, kan de vervoerder een beperkte aanvraag indienen. Een beperkte aanvraag bevat de gegevens, vermeld in het tweede lid, 1° tot en met 6° en de tabel, vermeld in het derde lid.
De minister stelt het model van aanvraagformulier vast.
Afdeling 4. - Overcompensatie
Art. 28. Uiterlijk op 31 maart van ieder jaar bewijst de gecompenseerde vervoerder dat de ontvangen compensatie in het voorgaande werkingsjaar geen aanleiding heeft gegeven tot overcompensatie. De vervoerder geeft daarvoor een volledig overzicht van de kosten en inkomsten van het voorgaande werkingsjaar. De inkomsten omvatten zowel de inkomsten uit de dienstverlening als andere inkomsten, zoals subsidies of compensaties.
Als bewijs van de niet-overcompensatie vult de gecompenseerde vervoerder een formulier in dat met een gewone brief, met een aangetekende brief of elektronisch aan de administratie wordt bezorgd. Bij het formulier voegt de vervoerder de goedgekeurde jaarrekening en de eindbalans van het voorgaande boekjaar.
De minister stelt het model van formulier vast.
Art. 29. Als op basis van het formulier, vermeld in artikel 28, en de goedgekeurde jaarrekening en eindbalans van het voorgaande boekjaar blijkt dat de vervoerder werd overgecompenseerd, wordt de overcompensatie teruggevorderd of wordt de volgende compensatie verminderd met het bedrag dat overcompensatie uitmaakt.
Art. 30. Als de vervoerder het formulier, vermeld in artikel 28, niet of niet tijdig aan de administratie bezorgt, wordt de totale compensatie geacht overcompensatie te zijn.
HOOFDSTUK 4. - Overlegorgaan
Afdeling 1. - Samenstelling en werking
Art. 31. Tot het overlegorgaan worden minimaal de volgende actoren uitgenodigd :
1° een vertegenwoordiger van de administratie;
2° een vertegenwoordiger van het Overleg voor de Diensten Aangepast Vervoer;
3° een vertegenwoordiger van de Nationale Groepering van Ondernemingen met Taxi- en Locatievoertuigen met Chauffeur;
4° twee vertegenwoordigers van de gebruikers;
5° een vertegenwoordiger van de Vlaamse Vervoermaatschappij - De Lijn;
6° een vertegenwoordiger van de Maatschappij voor het Intercommunaal vervoer te Brussel;
7° een vertegenwoordiger van de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen.
Art. 32. Het overlegorgaan kan alleen geldig vergaderen als minimaal de actoren, vermeld in artikel 31, 1° tot en met 4°, aanwezig zijn. Het overleg wordt minimaal eenmaal per jaar georganiseerd.
Art. 33. De actoren die minimaal aanwezig zijn, als vermeld in artikel 32, kiezen een voorzitter onder de leden van het overlegorgaan. De voorzitter wordt verkozen voor een periode van twee jaar.
De voorzitter leidt de vergaderingen van het overlegorgaan. Als de voorzitter dat noodzakelijk acht, kan hij een vertegenwoordiging van andere actoren die betrokken zijn bij het vervoer van personen met een handicap of een ernstig beperkte mobiliteit, uitnodigen om deel te nemen aan het overleg.
Art. 34. De vertegenwoordiger van de administratie neemt het secretariaat van het overlegorgaan waar. Hij bepaalt, in samenspraak met de voorzitter, het tijdstip en de agenda van de vergaderingen.
Afdeling 2. - Taakstelling
Art. 35. Het overlegorgaan is een forum waar gecompenseerde vervoerders en gebruikers kennis en ervaringen kunnen uitwisselen over het vervoer van personen met een handicap of een ernstig beperkte mobiliteit. Via het overleg worden afspraken gemaakt tussen de verschillende vervoersaanbieders voor de optimalisatie van het multimodaal vervoer en het afstemmen van het aanbod.
Art. 36. Het overlegorgaan bereidt de driejaarlijkse evaluatie door de Vlaamse Regering, vermeld in artikel 13 van het decreet van 21 december 2012, voor.
Art. 37. Jaarlijks brengt het overlegorgaan verslag uit aan de minister over zijn werkzaamheden van het afgelopen jaar.
Afdeling 3. - Klachtenbehandeling
Art. 38. Als een gebruiker klachten heeft over de gecompenseerde vervoerder, het vervoer of de dienstverlening kan hij een verzoek tot behandeling van de klacht indienen bij het overlegorgaan. Hij richt daarvoor een klacht aan het secretariaat van het overlegorgaan, met een beschrijving van de feiten en een motivering.
Er kan alleen een klacht worden ingediend bij het overlegorgaan als de klacht eerst werd voorgelegd aan de betrokken gecompenseerde vervoerder en door hem zonder genoegdoening voor de gebruiker werd behandeld. Als de betrokken gecompenseerde vervoerder de klacht niet binnen een termijn van 30 kalenderdagen na indiening ervan heeft behandeld, wordt de klacht geacht zonder genoegdoening voor de gebruiker te zijn behandeld.
Art. 39. Het overlegorgaan bespreekt de klacht en geeft, als dat nodig is, formele aanbevelingen om verdere klachten in de toekomst te voorkomen. De aanbevelingen worden schriftelijk aan de betrokken vervoerder of vervoerders overgemaakt
Het overlegorgaan brengt de gebruiker op de hoogte van de aanbevelingen die werden gegeven naar aanleiding van zijn klacht.
Als de voorzitter dat nuttig acht, kan hij de gebruiker uitnodigen om zijn klacht toe te lichten op de vergadering.
HOOFDSTUK 5. - Statistische gegevens
Art. 40. Naast de gegevens, vermeld in artikel 11 van het decreet van 21 december 2012, bezorgt de vervoerder jaarlijks de volgende gegevens aan de administratie :
1° het totale aantal vragen tot vervoer;
2° de uitgevoerde ritten, opgesplitst per categorie van gebruiker;
3° het aantal doorverwezen ritten, gerangschikt per doorverwezen vervoerders;
4° als de vervoerder over een dergelijk pakket beschikt, de naam van het softwarepakket dat gebruikt wordt voor de facturatie;
5° als de vervoerder hierover beschikt, de naam van de routeplanner die gebruikt wordt voor de berekening van de gereden kilometers;
6° als de vervoerder over dergelijk systeem beschikt, de naam van het systeem waarmee voertuigen worden getraceerd.
HOOFDSTUK 6. - Slotbepalingen
Art. 41. Artikel 1 tot en met 15 treden in werking op datum van publicatie in het Belgisch Staatsblad.
Artikel 16 tot en met 30 treden in werking op 1 januari 2014.
Art. 42. De Vlaamse minister, bevoegd voor het mobiliteitsbeleid en het vervoer, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 11 oktober 2013.
De minister-president van de Vlaamse Regering,
K. PEETERS
De Vlaamse minister van Mobiliteit en Openbare Werken,
H. CREVITS
Bijlage 1. Vervoersgebieden waarvoor een vervoerder wordt belast met de openbaredienstverplichting als vermeld in artikel 4, tweede lid
1. Vervoersgebied Aalst
Aalst
Denderleeuw
Haaltert
Herzele
Geraardsbergen
Ninove
Zottegem
2. Vervoersgebied Antwerpen
Antwerpen
Boechout
Borsbeek
Edegem
Hove
Kapellen
Kontich
Lint
Mortsel
Schoten
Stabroek
Wijnegem
Wommelgem
Zwijndrecht
3. Vervoersgebied Brasschaat-Zoersel
Brasschaat
Brecht
Essen
Kalmthout
Malle
Ranst
Schilde
Wuustwezel
Zandhoven
Zoersel
4. Vervoersgebied Brugge
Beernem
Blankenberge
Brugge
Damme
Jabbeke
Knokke-Heist
Oostkamp
Torhout
Zedelgem
Zuienkerke
5. Vervoersgebied Brussel
Anderlecht
Brussel
Elsene
Etterbeek
Evere
Ganshoren
Jette
Koekelberg
Oudergem
Schaarbeek
Sint-Agatha-Berchem
Sint-Gillis
Sint-Jans-Molenbeek
Sint-Joost-ten-Node
Sint-Lambrechts-Woluwe
Sint-Pieters-Woluwe
Ukkel
Vorst
Watermaal-Bosvoorde
6. Vervoersgebied Dendermonde
Buggenhout
Dendermonde
Hamme
Lebbeke
Waasmunster
7. Vervoersgebied Gent
De Pinte
Deinze
Evergem
Gavere
Gent
Lovendegem
Nazareth
Nevele
Sint-Martens-Latem
Wachtebeke
Zelzate
Zulte
8. Vervoersgebied Halle-Vilvoorde
Affligem
Asse
Beersel
Bever
Dilbeek
Drogenbos
Galmaarden
Gooik
Grimbergen
Halle
Herne
Hoeilaart
Kampenhout
Kapelle-op-den-Bos
Kraainem
Lennik
Liedekerke
Linkebeek
Londerzeel
Machelen
Meise
Merchtem
Opwijk
Overijse
Pepingen
Roosdaal
Sint-Genesius-Rode
Sint-Pieters-Leeuw
Steenokkerzeel
Ternat
Vilvoorde
Wemmel
Wezembeek-Oppem
Zaventem
Zemst
9. Vervoersgebied Ieper
Heuvelland
Ieper
Langemark-Poelkapelle
Zonnebeke
Mesen
Poperinge
Vleteren
10. Vervoersgebied Kempen
Arendonk
Baarle-Hertog
Balen
Beerse
Dessel
Geel
Grobbendonk
Herentals
Herenthout
Herselt
Hoogstraten
Hulshout
Kasterlee
Laakdal
Lille
Meerhout
Merksplas
Mol
Olen
Oud-Turnhout
Ravels
Retie
Rijkevorsel
Turnhout
Vorselaar
Vosselaar
Westerlo
11. Vervoersgebied Kortrijk
Deerlijk
Harelbeke
Kortrijk
Kuurne
Lendelede
Spiere-Helkijn
Zwevegem
Anzegem
Avelgem
Waregem
12. Vervoersgebied Leuven
Aarschot
Begijnendijk
Bekkevoort
Bertem
Bierbeek
Boortmeerbeek
Boutersem
Diest
Geetbets
Glabbeek
Haacht
Herent
Hoegaarden
Holsbeek
Huldenberg
Keerbergen
Kortenaken
Kortenberg
Landen
Leuven
Linter
Lubbeek
Oud-Heverlee
Rotselaar
Scherpenheuvel-Zichem
Tervuren
Tielt-Winge
Tienen
Tremelo
Zoutleeuw
13. Vervoersgebied Lokeren
Lochristi
Lokeren
Moerbeke
Zele
14. Vervoersgebied Maasland
Dilsen-Stokkem
Kinrooi
Maaseik
Maasmechelen
Lanaken
15. Vervoersgebied Mechelen
Aartselaar
Berlaar
Bonheiden
Boom
Bornem
Duffel
Heist-op-den-Berg
Hemiksem
Lier
Mechelen
Niel
Nijlen
Putte
Puurs
Rumst
Schelle
Sint-Amands
Sint-Katelijne-Waver
Willebroek
16. Vervoersgebied Meetjesland
Aalter
Eeklo
Kaprijke
Maldegem
Sint-Laureins
Waarschoot
Zomergem
Assenede
Knesselare
17. Vervoersgebied Menen
Ledegem
Menen
Moorslede
Wervik
Wevelgem
18. Vervoersgebied Midden-Limburg
As
Diepenbeek
Genk
Hasselt
Houthalen-Helchteren
Opglabbeek
Zonhoven
Zutendaal
19. Vervoersgebied Noord-Limburg
Bocholt
Bree
Hamont-Achel
Hechtel-Eksel
Lommel
Meeuwen-Gruitrode
Neerpelt
Overpelt
Peer
20. Vervoersgebied Oostende
Bredene
De Haan
Gistel
Ichtegem
Middelkerke
Oostende
Oudenburg
21. Vervoersgebied Oudenaarde
Brakel
Horebeke
Kluisbergen
Kruishoutem
Lierde
Maarkedal
Oudenaarde
Ronse
Wortegem-Petegem
Zingem
Zwalm
22. Vervoersgebied Roeselare-Tielt
Ardooie
Dentergem
Hooglede
Ingelmunster
Izegem
Lichtervelde
Meulebeke
Oostrozebeke
Pittem
Roeselare
Ruiselede
Staden
Tielt
Wielsbeke
Wingene
23. Vervoersgebied Veurne-Diksmuide
Alveringem
De Panne
Diksmuide
Houthulst
Koekelare
Koksijde
Kortemark
Lo-Reninge
Nieuwpoort
Veurne
24. Vervoersgebied Waasland
Beveren
Kruibeke
Sint-Gillis-Waas
Sint-Niklaas
Stekene
Temse
25. Vervoersgebied West-Limburg
Beringen
Halen
Herk-de-Stad
Heusden-Zolder
Ham
Leopoldsburg
Lummen
Tessenderlo
26. Vervoersgebied Zuid-Limburg
Alken
Bilzen
Borgloon
Gingelom
Heers
Herstappe
Hoeselt
Kortessem
Nieuwerkerken
Riemst
Sint-Truiden
Tongeren
Voeren
Wellen
27. Vervoersgebied Wetteren
Berlare
Destelbergen
Erpe-Mere
Laarne
Lede
Melle
Merelbeke
Oosterzele
Sint-Lievens-Houtem
Wetteren
Wichelen
Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Vlaamse Regering van 11 oktober 2013 tot compensatie van de openbaredienstverplichting tot het vervoer van personen met een handicap of een ernstig beperkte mobiliteit.
Brussel, 11 oktober 2013.
De minister-president van de Vlaamse Regering,
K. PEETERS
De Vlaamse minister van Mobiliteit en Openbare Werken,
H. CREVITS